Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Ammoniak-gom

betekenis & definitie

Ammoniak-gom (gummi ammoniacum, Armenische gom), verkregen uit het melksap, hetwelk uit insnijdingen vloeit in eene Perzische schermbloemige plant, dorema armeniacum Don genaamd, komt in den handel voor in korrels en in koeken. De gom in korrels (g. amm. in granis sive lacrymis) is de zui-verste. De korrels hebben de grootte van gierstkorrels tot die van walnoten toe. Het zijn meestal aan elkaâr klevende stukken, die van buiten lichtgeel, rood- en bruinachtig geel, vrij hard, ondoorzigtig of flaauw doorschijnend en op de breuk zuiver of geelachtig melkwit zijn en in de warme hand zoo week worden als was.

De gom in koeken (g. amm. in placentis sive in massis) bestaat uit min of meer groote en hoekige of zamengesmoltene brokken of koeken, die wel eens 1/2 Ned. pond zwaar, vuil-geel of bruin van kleur en met lichtere plekken geteekend zijn. Zij is somtijds weeker en ook wel eens harder dan de korrelgom, maar gewoonlijk veel minder zuiver. Deze gom lost zich gedeeltelijk op in alkohol, bezit een soortelijk gewigt van 1,207, een knoflook-achtigen reuk en een scherpen, onaangenamen, specerijachtigen smaak. Haar hoofdbestanddeel is een hars met een weinig aetherische olie. Voorheen werd deze gom in- en uitwendig als geneesmiddel gebruikt, en bij de Ouden diende zij als wierook. Zij wordt vooral aangevoerd uit Smyrna, Odessa, Alexandrië en Triëst.