Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Alfonsus (Alonzo)

betekenis & definitie

Alfonsus (Alonzo) is de naam van onderscheidene koningen van Arragon, Asturië, Castilië, Portugal en Napels.

Koningen van Arragon en Navarre waren: Alfonsus I, de Strijdvaardige (el batallador) bijgenaamd, omdat hjj in 29 veldslagen over-wonnen had. Hjj regeerde van 1104 tot 1134 en was de zoon van Sancho V en de opvolger van zijn broeder Pedro I. Hij huwde in 1108 met Urraca, de dochter en erfgename van Alfonsus VI en nam na den dood van zijn schoonvader den titel aan van koning van Castilië. Zijne eerzuchtige vrouw wilde haar erfland zelve beheerschen, en de verdeeldheid der beide echtgenooten werd een openbare oorlog. Bij den vrede van 1114 moest Alfonsus afstand doen van Castilië, en het Concilie te Palencia ontbond zijn huwelijk. Gelukkiger was hij aanvankelijk in zijn strijd tegen de Mooren. Hjj veroverde Saragossa (1118), nam Tarracona en Calatayud stor-menderhand in en maakte vrede met zijn stiefzoon Alfonsus VII van Castilië. Hij drong vervolgens tot Granada door, en 40 000 Christen-huisgezinnen, die drie eeuwen in het gebergte van Alpoerjarras hunne onafhankelijkheid bewaard hadden, roemden hem als hunnen redder en schaarden zich onder zijne banier. In het gebergte van Valencia behaalde hij op de Mooren eene belangrijke overwinning (1126). Hij stuitte het hoofd voor Fraga, eene Moorsche grensvesting. Door den Moorschen stadhouder te Valencia overvallen, werd hij gewond en redde zich ter naauwernood in het klooster San Juan de la Pegna, waar hij acht dagen later kinderloos overleed (1134).

Alfonsus II, de kleinzoon van den voorgaande. Hij regeerde van 1162 tot 1126. Zijn ontzag voor de wetten en zijne vrijzinnige instellingen verschaften hem de liefde des volks, en de bescherming, die hij aan de troubadours verleende, was oorzaak, dat men hem den schrandersten en gelukkigsten vorst der 12de eeuw noemde. Hjj voerde met goed gevolg oorlog tegen Navarre en breidde de grenzen uit van zijn land. Hij overleed den 26sten April 1196.

Alfonsus III, de Prachtlievende, een zoon van Pedro III. Hjj regeerde van 1285 tot 1291. Hij verleende aan de vertegenwoordigers des Rijks op een rijksdag te Sarragossa (1287) belangrijke voorregten. Daarvoor kocht hij den binnenlandschen vrede, en hij wenschte dien ook te sluiten met Frankrijk, Napels en den Paus. Dit mogt hem in zijn laatste regeringsjaar gelukken, waarna hij van den banvloek ontheven werd. Hij overleed in 1291.

Alfonsus IV, de Goedaardige, die van 1327 tot 1336 regeerde. Hij was de zoon en opvolger van Jacobus II. Wegens eenige geschenken, die hij aan zijne tweede gemalin, eene dochter van Ferdinand IV van Castilië had toegekend, grepen de burgers van Valencia naar de wapenen en één van hen hield eene dreigende aanspraak tot den Koning. Alfonsus was wijs genoeg om toegevendheid te gebruiken. Hij overleed in 1336.

Alfonsus V, de Grootmoedige (als koning van Napels en Sicilië Alfonsus I), de zoon en Opvolger van Ferdinand den Regtvaardige. Hij regeerde van 1416 tot 1458 en zocht zijn gezag uit te breiden buiten de grenzen des Rijks. Daarom was het verzoek om bijstand, door Johanna II van Napels tot hem gerigt, hem zeer welkom. Hij verdreef Sforza en Lodewijk van Anjou, de vijanden van Napels, en maakte zich meester van Caracciolo, zijn tegenstander, maar de lieveling der Koningin. Caracciolo ontvlood naar het kasteel van Capua, waar Alfonsus hem belegerde, maar zich genoodzaakt zag het beleg op te breken. Toen na den dood der Koningin René van Lotharingen als erfgenaam van Napels optrad, besloot Alfonsus, zich dat gebied door geweld van wapenen te verschaffen. Hij belegerde Gaéta, maar de burgers dezer stad wendden zich om hulp tot de Genuézen. Deze vernielden met hunne vloot de tweemaal zoo sterke zeemagt van Alfonsus en namen hem en zijn broeder gevangen. Hij werd uitgeleverd aan Philip Maria, hertog van Milaan (1485) en hij wist dezen vorst zoozeer in te nemen tegen eene vestiging der Franschen te Napels, dat de Hertog hem niet alleen de vrijheid schonk , maar ook ondersteuning ter verovering van dien Staat. Deze gelukte na verloop van 5 jaren, zoodat Renatus de wijk moest nemen naar Frankrijk. Alfonsus overleed den 27sten Januarij 1458.

Koningen van Asturië waren:

Alfonsus II, de Kuische (el casto), die van 782 tot 842 regeerde. Naauwelijks had hij den troon beklommen, toen hij het zwaard trok tegen de Mooren, die een inval hadden gedaan in zijn gebied. Bjj Lutos behaalde hij eene belangrijke overwinning. Hij werd door eene zamenzwering van den troon beroofd en in een klooster gestoken, maar zag zich spoedig in zijne waardigheid hersteld, waarna hij de Mooren geweldige slagen toebragt. Hij is de stichter van de beroemde bedevaartsplaats S. Jago di Compostella en overleed in 842.

Alfonsus III, de Groote, die van 866 tot 910 regeerde en ook over Leon en Galicië den scepter zwaaide. Bij de talrijke onlusten, die ten doel hadden, de erfopvolging in zijn rijk af te schaffen, gelukte het Sancho, graaf van Bigorre, zich onafhankelijk te maken (873), en diens zoon nam zelfs den titel aan van koning van Navarre. Alfonsus onderwierp dien Vorst en voerde vervolgens een zegevierenden oorlog tegen de Mooren. Toen de belastingen velen met ontevredenheid vervulden, plaatste zijn eigen zoon Garcia zich aan hun hoofd. De vader behield de overhand en deed zijn oproerigen zoon in de gevangenis werpen. Hierdoor gevoelde de hartstogteljjke moeder van dezen zich zoo gekrenkt, dat zij hare andere zonen tegen Alfonsus in het harnas joeg. Ditmaal leed hij de nederlaag en zag zich genoodzaakt, Garcia de kroon op het hoofd te zetten. Later redde hij nogmaals het rijk uit de handen der Mooren, en stierf te Zamora in 910.

Alfonsus VII, Ramo, die van 1122 tot 1157 regeerde. Hjj wordt als koning van Castilië ook wel Alfonsus II en als koning van Arragon Alfonsus VIII genoemd. Hij was de zoon der vroeger vermelde Urraca, gemalin van Alfonsus I van Arragon. De oorlogen dier vrouw met haren echtgenoot, benevens hare uitspattingen en wandaden gaven aanleiding, dat hij reeds bij haar leven tot koning werd gekroond. Nadat aan het verzet van zijne moeder en van zijn stiefvader een einde was gekomen, zag hij zich in het rustig bezit van Castilië en verkreeg door zijne overwinningen op de Mooren zoo veel invloed, dat hij zich in 1135 tot keizer van Spanje deed uitroepen. Wél werd zijne aanmatiging bestreden door de koningen van Arragon en Navarre, maar hij wist hen te bevredigen en wendde nu al zjjn strijdkracht tegen de Mooren, die hij bij Jaen versloeg (1147). Hy overleed in 1157.

Tot de Koningen van Castilië behooren:

Alfonsus III (IX), een zoon van Sancho III. Hij regeerde van 1170 tot 1212. Nadat hij de oneenigheden met Arragon en Navarre had uit den weg geruimd, verbond hij zich, op aanraden van zijn schoonvader Hendrik II van Engeland, met de koningen van Leon en Navarre, om de Mooren uit Spanje te verdrijven. De verbondene Moorsche vorsten leverden hem slag bij Alorcos (1195). De Christenen leden eene vreeselijke nederlaag; zij lieten 20 000 dooden achter, en Alfonsus zelf werd gewond. De dappere Koning overschreed later nogmaals met zijjn leger de Siërra Morena en versloeg de Mooren in een beslissenden slag bij Tolosa (1212). Twee jaren later overleed hjj.

Alfonsus X, die van 1252 tot 1282 over Castilië en Leon regeerde. Hij ontving den bijnaam van “de Sterrekundige” of “de Wijze.” Hjj was een zoon van Ferdinand III en aanschouwde het levenslicht in 1221. Hij onderscheidde zich door een voortreffeljjken aanleg en door persoonlijken moed. Toen hij den troon beklommen had, waren zijne pogingen niet zoozeer gerigt op de verbetering van den toestand des Rijks, als op het verwerven der Duitsche Keizerskroon. Hij verkreeg deze in 1257 en ijj ontzag geene kosten, om zijne aanspraken op Zwaben te doen gelden. Zijn volk werd ontevreden en onrustig, en schoon hij een gelukkigen oorlog voerde tegen de Mooren, barstte er in 1271 een opstand uit, die door zijn zoon Philippus bevorderd werd en een driejarigen burgerkrijg na zich sleepte. Naauwelijks had Alfonsus dien gedempt, toen hij, aangestookt door zijne gemalin Jolantha, op nieuw ontbrandde. De Koning moest strijd voeren met zijne eigene zonen en broeders en zag zich zelfs genoodzaakt, één van deze laatsten in beulshanden over te geven. Nadat hij door afstand van een gedeelte van zijn gebied vrede had gemaakt met de Mooren, stond zijn zoon Sancho tegen hem op. Alfonsus verloor zijn troon (1282) en overleed als balling te Sevilla (1284). Hjj was een man, die bij veel geleerdheid een goeden smaak bezat. Hij verzamelde de wetten des lands, deed de Tafels van Ptolemaeus, die den loop der planeten bepalen, aanmerkelijk verbeteren, zoodat zij later de Alfonsijnsche werden genoemd, gaf aan eenige Israëlieten te Toledo den last, om het Oude Testament in het Spaansch te vertalen en liet ook andere belangrijke werken in de taal des lands overbrengen. Zóó zocht hij kennis en beschaving te verspreiden, terwijl hij ook zelf eenige geschriften heeft nagelaten.

Alfonsus XI, die van 1319 tot 1350 over Castilië en Leon regeerde. Hij was de zoon van Ferdinand IV en bij den dood van dezen slechts 3 jaren oud. Zijn oom en oudoom streden om de voogdijschap, en toen deze in den slag bij Tiscar (1319) beide gesneuveld waren, aanvaardde de 15-jarige jonge-ling zelf den scepter en herstelde door eene bloedige gestrengheid, die hem den bijnaam van “de Wreker” bezorgde, de rust in zijn rijk. Tegen de Mooren oorloogde, hjj zoo voorspoedig, dat zelfs Mohammed V, koning van Granada, hem schatting moest betalen. Laatstgenoemde zocht hulp in Afrika bjj Aboel Hassan. Deze verscheen met eene groote vloot en een magtig leger en omsingelde Tarifa. Alfonsus snelde derwaarts tot ontzet en bragt den Mooren aan een klein riviertje, de Salado genaamd, eene geweldige nederlaag toe, waarbij hij een onmeteljjken buit veroverde. Ook zijne vloot zegevierde, vele vestingen vielen in zijne handen, en hij maakte zich gereed, om de Mooren geheel en al uit Spanje te verdrijven, toen hij bij de belegering van Gibraltar (1350) aan de pest overleed.

Koning van Napels en Sicilië was:

Alfonsus II, de zoon en opvolger van Ferdinand I. Hjj regeerde van 1494 tot 1495. Hij ondersteunde de Pauselijke en Venetiaansche troepen, die den vorst van Rimini, Robert Malatesta, van zijn grondgebied zouden verjagen, en heroverde Otranto, dat de Turken ten koste van veel bloed hadden ingenomen (1480). Met Sforza Moro van Milaan ondernam hij een veldtogt tegen Venetië. Daar Alfonsus wegens zijne wreedheid en geldgierigheid gehaat was bij het volk, viel het Karel VIII van Frankrijk niet moeijelijk, Napels te overweldigen (1495). Alfonsus vlugtte met zijne schatten naar het klooster Mazara op Sicilië en overleed er den 19den November van datzelfde jaar.

Koningen van Portugal waren:

Alfonsus I, die van 1139 tot 1185 regeerde. Hij was de zoon van graaf Hendrik van Bourgondië. Deze laatste had, als schoonzoon van Alfonsus VI van Castilië, het land tusschen de Minho en Douro verkregen en vruchtelooze moeite gedaan, om zijn gebied uit te breiden. Zijn zoon Alfonsus Henriquez, de Veroveraar (il conquistador) bijgenaamd, was gelukkiger. Hjj versloeg 5 Moorsche vorsten bij Ourique en deed zich op het slagveld tot koning van Portugal uitroepen 1139). Tegen het betalen van schatting werd hij door den Paus in die waardigheid erkend. Met een aantal Duitsche kruisvaarders veroverde hij Lissabon (1147) en breidde hij zijne grenzen aanmerkelijk uit. - Zijn eigen schoonzoon, Ferdinand van Leon, deed hem uit naijver den oorlog aan, en Alfonsus brak gedurende het gevecht zijn been door het struikelen van zijn paard. Hij werd gevangen genomen, en Ferdinand schonk hem de vrijheid terug tegen afstand der veroverde ge-westen. Alfonsus overleed te Coïmbra in 1185.

Alfonsus II, de Dikke (el gordo), die van 1211 tot 1223 regeerde. Hjj was de zoon en opvolger van Sancho I. Zijne regering is een gestadige strijd tegen het naijverig Leon, die hem een gedeelte van zijn grondgebied kostte, en tegen de Arabische vorsten van Jaen, Sevilla en Badajoz, waarin hjj de overhand behield. Hjj overleed in 1223.

AIfonsus III, de Hersteller (el restaurador). Deze regeerde van 1248 tot 1279. Hij was de tweede zoon van den voorgaande. Hjj werd eerst regent naast zijn zwakken broeder en eindelijk koning. Hjj handhaafde de wet, streed voorspoedig tegen de Mooren en verwierf de liefde van zijn volk. Hjj zocht de groote magt der ridder-orden en der geestelijkheid te beperken, weshalve Paus Gregorius X hem in den ban deed. Hij stierf in 1279.

Alfonsus IV, de Vermetele (el osado), die van 1325 tot 1357 in een ongelukkig tijdperk regeerde, waarin pest en aardbeving Portugal teisterden. Zijn zoon Pedro was gehuwd met Constanza, de dochter van den Castiliaanschen grande Juan Manuël. Met haar had zich donna Inez de Gastro als bloedverwante en hofdame naar Portugal begeven. Hare schoonheid boeide den troonopvolger, vooral toen zijne gemalin na verloop van 5 jaren overleed. De broeder van Inez kreeg nu invloed bij het Hof en wekte hierdoor den nijd van velen, zoodat broeder en zuster beide, werden vermoord. Door wraakzucht geprikkeld, verbond Pedro zich met de overige broeders der vermoorde en met ontevredene rjjksgrooten, om zijn vader van den troon te berooven. Alfonsus overleed in 1357, en nu deed Pedro alle voormalige tegenstanders van Inez vreeseljjk straffen. Hjj verklaarde onder eede, dat hij heimelijk met haar gehuwd was geweest en deed hare overblijfselen met koninklijke pracht begraven. Rhijnvis Feith vond hierin de stof voor zijne Inez de Castro.

Alfonsus V, de Afrikaan, die van 1438 tot 1481 regeerde. Hij was een zoon van Eduard I en geboren in 1432. Eerst stond hij onder voogdijschap, maar in 1448 aanvaardde hij zelfstandig de teugels van het bewind. Onder zijne regering begint Portugal meer op den voorgrond te treden. Bij herhaling volbragt hij roemrijke togten naar Afrika, waar hij sterke vestingen veroverde, en later drong hij, als verloofd met Johanna, die voor de dochter doorging van Hendrik IV van Castilië, in Spanje door en liet zich uitroepen tot koning van Castilië en Leon. Yan alle kanten gedrongen en bij Toro geslagen (1476), moest hij Spanje ontruimen en zocht vruchteloos bijstand bij Lodewijk XI van Frankrijk. Nu besloot hij, de wereld vaarwel te zeggen en als pelgrim naar Jeruzalem te trekken. In eene dorpsherberg door de zijnen ontdekt, liet hij zich overhalen, in zijn rijk terug te keeren. Hjj zag af van zijne aanspraken en ook van zijne verloofde en besloot, onder den last der zwaarmoedigheid gebogen, in een klooster te gaan. Hjj stierf ge-durende zijne reis derwaarts te Cintra in 1481. Twee hoogst belangrijke gebeurtenissen kenmerken zijne regering, namelijk het omzeilen van kaap Bojador (1473) en de hiermede zamenhangende ontdekkingen, die vooral door den kroonprins, Hendrik den Zeeman, werden aangemoedigd, en de uitgave der Alfonsijnsche wetten.

Alfonsus VI, die in 1656 zijn vader Johan IV onder voogdijschap zijner moeder Louise de Guzman opvolgde. Zij wenschte hare heerschappij te behouden, maar op 19-jarigen leeftijd nam haar zoon zelf de teugels van het bestuur in handen (1662) en verwijderde zijne moeder van het Hof. Nu vertrouwde hij de leiding der zaken toe aan zijn minister, den omzigtigen graaf Castelho Melhor, terwijl zijn leger, aangevoerd door Friedrich von Schomberg, zegevierend tegen de Spanjaarden streed. In 1666 huwde hij met Maria Francisca Elizabeth van Savoye, van welke listige en snoode vrouw hij weldra scheidde. Zij zette door, met hulp der Jezuïeten, dat Alfonsus de regering afstond aan zijn broeder Pedro, met wien zij zich vervolgens in den echt verbond (1668). Alfonsus werd naar het eiland Terceira verbannen, maar na verloop van 8 jaren naar het kasteel te Cintra gevoerd, waar hjj in 1683 als staatsgevangene overleed.

< >