Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Agrippa

betekenis & definitie

Van de beroemde Romeinen, die dezen naam droegen, vermelden wij in de eerste plaats Menenius Lanatus Agrippa, een patriciër, die in het jaar 503 vóór Chr. met P. Posthumius consul was, een zegepraal op de Sabijnen verwierf en een triomftogt in Rome hield. Hij vooral bewoog in 494 de plebejers, die oproerig geworden en naar den Heiligen Berg geweken waren, om vreedzaam terug te keeren. Hij stierf zoo arm, dat hij op kosten der Republiek begraven werd.

Voorts noemen wij Marcus Vipsanius Agrippa, den vriend, veldheer en schoonzoon van keizer Augustus. Hij werd in het jaar 63 vóór Chr. geboren en bezocht met den jeugdigen Ociavianus dezelfde school te Apollonia in Epirus. Na het vermoorden van Caesar bevorderde bij met al zijne magt de pogingen van zijn vriend, om de opperheerschappij te verwerven. In het jaar 38 vóór Chr. bragt hij het onrustige Gallië tot onderwerping, behaalde een jaar daarna bij Naupactus eene overwinning op de vloot van den magtigen Sextus Pompejus, veroverde (32) de stad Methona in Afrika en bezorgde in den beslissenden slag bij Actium (31) aan de vloot van Ociavianus eene schitterende zegepraal. Dankbaar bekleedde Augustus hem met de hoogste waardigheden en gaf hem zijne dochter Julia ten huwelijk. Tot tweemaal toe was hij consul, en hij heeft veel bijgedragen tot verfraaijing van Rome. Later dempte hij aan het hoofd der legioenen de oproerige bewegingen in nabijgelegene wingewesten, en hij overleed in het jaar 13 vóór Chr., beroemd als een dapper veldheer en geacht als een regtschapen man. Hij had drie dochters; eene van deze huwde met Tiberius, en eene andere met Germanicus. — Zijn zoon Posthumus, na het overlijden des vaders geboren, werd op aansporing van Livia, de tweede gemalin van keizer Augustus, door dezen, die hem eerst als kind had aangenomen, naar het eiland Planasia verbannen. Die vrouw, vreezende, dat deze Agrippa aan haren voorzoon Tiberius de keizerskroon zou ontrukken, deed hem in zijne ballingschap om het leven brengen (14 vóór Chr.). Drie jaren later verscheen een pseudo-Agrippa, die aanvankelijk eenige aanhangers vond, maar spoedig door Tiberius uit den weg werd geruimd.

Behalve op deze Romeinen, wijst de geschiedenis ons op Heinrich Cornelius Agrippa von Nettesheim, een wijsgeerig schrijver, geneesheer en alchimist der 16de eeuw. Hij werd in 1486 te Keulen geboren en leidde een avontuurlijk leven. Na vele omzwervingen bekleedde hij in 1509 te Dôle in Bourgondië het hoogleeraarsambt in de theologie en verklaarde er het zonderlinge boek van ReuchlinDe verbo mirifico.” Hij haalde zich echter den haat der monniken op den hals en moest de wijk nemen naar Londen, waar hij een verweerschrift opstelde tegen zijn grootsten tegenstander Catilinet. Na een kort vertoef te Keulen, begaf hij zich naar Italië, waar hij bij het leger van Keizer Maximiliaan de betrekking van hoofdman en zelfs de orde van het Gulden Vlies verwierf. Vervolgens werd hij te Pavia doctor in de regten en in de godgeleerdheid, en hield er voorlezingen over de tooverkunst. Toen de monniken en zijne schuldeischers hem lastig vielen, en hij wegens zijn geschrift “De triplici ratione cognoscendi Deum” op de gunst van den markgraaf van Montferrat rekenen kon, spoedde hij zich naar Metz, waar hij Syndicus werd. Ook van hier verdreven door het bijgeloof, vestigde hij zich als geneesheer te Lyon en werd later lijfarts van de moeder van François I. Toen zij vruchteloos van hem begeerde, dat hij, als sterrewigchelaar, de uitkomst van den veldtogt in Italië zou voorspellen, moest hij zijne betrekking nederleggen. Nu begaf hij zich naar de Nederlanden, waar hij door de landvoogdes Margaretha tot historiograaf werd aangesteld. Na den dood dier Vorstin schreef hij te Antwerpen een paar belangrijke werken: De philosophia en De vanitate scientiarum, welke laatste eene bijtende satire bevat op den toenmaligen stand der weten-schappen. Een jaar lang moest hij daarvoor boeten in de gevangenis te Brussel. Daarna vertrok hij naar Lyon, maar ook hier zuchtte hij weldra in den kerker. Op voorspraak van vrienden werd hij ontslagen. Hij nam de partij van Luther tegen de monniken in bescherming, verzette zich in zijn boek De occulta philosophia tegen het geloof aan heksen, en stierf in 1535 te Grenoble—vermoedelijk in een hospitaal!

< >