Agathologie beteekent “de leer van het goede” en is in de practische wijsbegeerte of zedekunde dat gedeelte, hetwelk handelt over het hoogste goed (summum bonum).
Volgens Socrates zijn geluk en deugd één, maar deze gelukzaligheidsleer geeft aanleiding tot veel verwarring. Het is niet hetzelfde, of men het geluk als een gevolg beschouwt van de betrachting der deugd of het betrachtender deugd als een welberekend middel om gelukkig te worden. Het is de vraag, of men de deugd of het geluk — de gelukzaligheid — als het hoogste goed aanmerkt. Het eerste stond bij de Cynische wijsgeeren en vervolgens bij de Stoïcijnen, het laatste bij de Cyrenaeïsche school en bij de Epicuristen op den voorgrond. Plato en Aristoteles hielden zich meer aan de oorspronkelijke voorstelling van Socrates, en bij de Christenen, die door het geloof de zaligheid wenschen te verkrijgen, wordt deze laatste als het hoogste goed beschouwd. Bij de Scholastieken der middeleeuwen behoorde het denkbeeld van het hoogste goed tot de bepaling van het wezen der Godheid. Volgens Wolf en Leibnitz is het hoogste goed gelegen in onze volmaking, volgens Spinoza in onze liefde jegens God, volgens de Engelsche sensualisten in onze liefde jegens de menschheid, en volgens Kant in eene zuivere pligtsbetrachting, waarbij men zijn pligt volbrengt als een eisch der rede en niet om der gevolgen wille. Bij Fichte is het denkbeeld van het hoogste goed vervangen door dat der “zedelijke wereldorde” als de zichzelve volbrengende wet van het hoogste goed, — een denkbeeld, dat door Hegel is uitgewerkt.