Agatho, een Siciliaan van afkomst, bekleedde den pauselijken zetel van 678 tot 682. Door keizer Constantinus Pogonatus aangezocht, om een einde te maken aan de monotheletische twisten, belegde hij in 679 eene kerkvergadering te Rome en deed er door de Westersche bisschoppen de monotheletische leer (zie dat artikel) veroordeelen. Hij zond die uitspraak met zijne pauselijke goedkeuring naar Constantinopel.
De zesde algemeene kerkvergadering, hier in 680 vereenigd, zag zich hierdoor opgewekt, om de monotheleten als ketters in den ban te doen. Agatho genoot dus de zegepraal, dat de leer der Roomsche kerk als de ware werd aangenomen en grondde hierop de bewering, dat het gezag van Rome algemeen moest worden erkend. Tevens verkreeg hij in 681 voor zich zelven en zijne opvolgers vrijdom van de opbrengst der gelden, die te voren elke paus bij zijne bevestiging naar Constantinopel moest zenden.
