Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Afkoken

betekenis & definitie

Zoo noemt de artsenijmengkunde het vervaardigen van een aftreksel van drooge, vooral plantaardige stoffen, en wel op zoodanige wijze, dat het water, waarin die stoffen worden gekookt, hare oplosbare deelen in zich opneemt. De manier, waarop het afkoken geschiedt, regelt zich naar den aard dier stoffen. In het algemeen maakt men afkooksels alleen van de zoodanige, wier werkzame bestanddeelen niet vlugtig zijn, derhalve van althee-wortels, lijnzaad, kwassie-hout, kinabast, Iersche en IJslandsche mos enz., terwijl andere, wier sterke geur ons reeds overtuigt van de aanwezigheid van vlugtige bestanddeelen, die bij het koken van het water verdwijnen, zoo als pepermunt, valeriaan-wortel, venkelzaad, enz., alleen met warm water worden begoten, om de kracht van het aftreksel niet te verminderen.

De stoffen, die men afkoken wil, snijde men in kleine stukken, om de oplosbare zelfstandigheden zooveel mogelijk met het water in aanraking te brengen, vooral wanneer zij houtachtig zijn. De hoeveelheid water en de duur van het koken zijn afhankelijk van de mindere of meerdere oplosbaarheid der verlangde bestanddeelen. Hout, bast en wortel moeten in den regel langer koken dan bladeren en bloemen. Ook slijmerige zelfstandigheden, zooals altheewortels en lijn-zaad, behoeft men niet lang op het vuur te houden. Bij een langdurig koken verdwijnt eene groote hoeveelheid water in de gedaante van damp, — een verlies, dat men door het bijgieten van warm water moet aanvullen. Eindelijk worden de afgekookte stoffen met het vocht op eene zeef gegoten of in een doek geperst, zoodat de vaste en vloeibare deelen zich scheiden. Deze laatsten vormen het begeerde afkooksel (decoctum).

De vaten of kookpannen zijn veelal van aarde of van porselein. Voortreffelijk, maar voor algemeen gebruik te hoog in prijs, zijn zilveren vaten. Bij het gebruik van tinnen vaten lette men er op, dat de vlam niet in aanraking kome met plaatsen, die van binnen niet met vloeistof zijn bedekt, en dat de stoffen, die men afkoken wil, zich niet op den bodem vastzetten, daar in beide gevallen het tin ligt smelt. Koper is veel sterker, en men kan koperen kookpannen gerust gebruiken voor vloeistoffen, die niet zuur of zout zijn, mits men ze — de pannen — naauwkeurig schuurt en er het kokende vocht niet in laat bekoelen. In elk geval is het goed, vertinde koperen pannen te gebruiken. Ijzer is minder geschikt, want het geeft aan een afkooksel wel eens een inktachtigen bijsmaak en tevens eene donkere kleur, wanneer de afgekookte stoffen looizuur bevatten.

Het afkoken geschiedt gewoonlijk in open pannen boven eene lamp, een haardvuur of een kookkagchel. In bijgaande figuren hebben wij eenige kook-lampen voorgesteld. (Fig. 1, 2, 3 en 4), die zeer doelmatig zijn en daarenboven in de huishouding dikwijls te pas komen. In fig. 1 zien wij eene gewone glazen spiritus-lamp, waarmede men kleine hoeveelheden vloeistof spoedig aan het koken brengen en groote hoeveelheden lang warm houden kan. Tot eene snelle bereiding zijn de toestellen zeer geschikt, die wij in fig. 2 en 3 aanschouwen. De eerste van deze is reeds een algemeen verspreid handels-artikel en dus gemakkelijk te bekomen. Het bezit echter nog groote gebreken. De holle ring a bevat den spiritus, welke door eene verbindingsbuis c naar den brander b vloeit, waarin de pit op- en neêrgeschroefd kan worden. Heeft men verzuimd, dien ring behoorlijk van spiritus te voorzien, dan verteert de pit zoover deze boven den brander uitsteekt. Ook wordt de pit spoedig te kort, zoodat men tot eene herhaalde vulling van den hollen ring moet overgaan. Bovenal is het in dezen toestel een groot gebrek, dat de spiritus in dien ring spoedig warm wordt en gedeeltelijk verdampt. Daarom mag de ring niet luchtdigt gesloten zijn, omdat anders het vocht door de drukking van den damp langs de brandende pit naar buiten zou worden geperst.

De lamp, in fig. 3 voorgesteld, is vrij van deze gebreken. Door den spiritus-houder R, naar hetzelfde beginsel gemaakt als de oliebak eener koperen schuif-lamp, blijft de spiritus steeds zoo hoog in den brander, dat er de pit tot het einde toe verteert. In fig. 4 zien wij dien spiritus-houder afzonderlijk: hij is niet anders dan eene gewone medicijnflesch, gesloten met een kurk, die doorboord is van een schuins afgeslepen glazen buisje. Zet men hem op zijne plaats, dan vloeit er zoo lang spiritus uit, totdat zijne oppervlakte in den brander even laag is als de onderste opening van het glazen buisje. De verbrandende spiritus wordt dus gestadig aangevuld. Daar de houder van glas vervaardigd is, kan men er de hoogte van den spiritus ieder oogenblik in waarnemen, en deze is ver genoeg van de vlam verwijderd, om voor verdamping bewaard te blijven.

Zulke lampen zijn nog niet algemeen verkrijgbaar, doch men kan ze gemakkelijk laten maken. Intusschen gebruikt men tegenwoordig veelal eene gasvlam tot verhitting van kookpannen. Nog beter is eene verwarming met waterdamp of stoom, omdat hierbij het aanbranden vermeden wordt. In eene huishouding zijn deze laatste toestellen echter te omslagtig, zoodat zij er niet ligt in zwang zullen komen. Afkoken