Zoo noemt men in het algemeen elk voorwerp, dat door eene drukking voortgebragt wordt en het afbeeldsel van het drukkend ligchaam is. Men onderscheidt platte afdrukken, zoo als in de boek- en plaat-drukkerijen worden gevormd, en verhevene afdrukken, die hoogten en laagten vertoonen. Deze laatsten aanschouwen wij, bijvoorbeeld, op geldstukken, gedenkpenningen enz. De onmiddellijke afdruk van een voorwerp op eene stof, die niet zoo dun is, dat de omtrekken van dat voorwerp op de andere zijde zigtbaar worden, vormt steeds een omgekeerd beeld — een spiegelbeeld — van het voorwerp zelf.
Daarom dienen zulke onmiddellijke afdrukken doorgaans tot matrijzen of vormen, die met eene weeke, maar ras verstijvende massa worden gevuld, welke dan de omtrekken vertoont van het voorwerp. Om zulke vormen te vervaardigen gebruikt men gewoonlijk goed gebrande, fijn gewreven gips, die met water tot eene deegachtige massa is aangemengd. Die brij is niet alleen vatbaar voor zeer fijne indrukken, maar verstijft ook zeer spoedig. Ook neemt men zijne toevlugt tot verschillende metalen en metaalmengselen, tot gebranden kalk, tot fijn gewreven leisteen, die met tragacanth-slib in een taai deeg wordt veranderd, tot tripel, zand, glas, aluin, leem, lak, zwavel, brood enz. Onmiddellijke afdrukken van planten, vlinders enz. kan men gemakkelijk vervaardigen, maar het maken van vormen uit de straks genoemde zelfstandigheden vordert de hand van een kunstenaar. Afdrukken van bladen verkrijgt men op de volgende wijze: men verzadigt een blaadje dun papier met boom- of lijnolie en laat het eenige dagen liggen. Vervolgens maakt men het zwart boven den walm der lamp. Nu legge men het boomblad op de zwarte zijde, dekke het met een stevig stuk papier en wrijve hierop met een hard voorwerp — met het heft van een mes, met een lepel of iets dergelijks — totdat het blad eene voldoende hoeveelheid lampzwart heeft opgenomen. Als men daarna het blad tusschen twee vellen wit papier legt en de wrijving herhaalt, dan verkrijgt men een naauwkeurigen afdruk. Deze wordt nog fraaijer wanneer men een gladgeslepen steen met plaatdrukkers-inkt bestrijkt, het blad door middel eener pers op dien steen drukt, en het eindelijk met de zwarte oppervlakte op vochtig wit papier legt. Om vlinders af te drukken, bestrijkt men wit papier met eene kleverige oplossing, bij voorbeeld met Arabische gom of eiwit, en men spreidt daarop de afgesneden vleugels uit in den vereischten stand. Legt men dat papier nu tusschen twee andere papieren, dan kan men door eene zachte drukking bewerken, dat het stofgoud der vlindervleugels aan de bestrekene oppervlakte blijft kleven.
Om afdrukken te verkrijgen van voorwerpen, die de natuur oplevert, heeft men in den laatsten tijd veel gebruik gemaakt van den zoogenaamden natuurdruk. Hiertoe legt men een voorwerp, bjj voorbeeld bladen, gedroogde planten, weefsels, insecten, indrukken van fossiele planten enz., op eene gladde stalen of koperen plaat, bedekt ze met eene dunne looden plaat en laat dit alles tusschen cylinders eene drukking ondergaan van 400 tot 500 Ned. centenaars. Hierdoor wordt de gedaante van het voorwerp uiterst naauwkeurig in het lood geperst. Omdat het lood te zacht is, om het tot het maken van afdrukken te gebruiken, vervaardigt men daarvan een galvanischen afdruk en van dezen een tweeden van koper, die met betrekking tot de zuiverheid niets te wenschen overlaat. Ook heeft men, om der goedkoopheid wille, van de looden plaat druktypen vervaardigd, die onder de boekdrukpers witte figuren op een zwarten grond leveren. Andere hebben onder de plaat-drukpers een afdruk van de looden plaat op eene fijn gepolijste zinken plaat overgebragt en deze zoo lang geëtst totdat de plaatsen, die door de vettigheid der kleur tegen het bijtend zuur beveiligd worden, zich verheven vertoonden. Zulke platen leveren voor de boekdrukpers uitmuntende afbeeldingen. Het denkbeeld, om zulke afdrukken naar de natuur te vervaardigen, is niet nieuw, maar het is ontwikkeld en op eene geniale wijze toegepast door Auer, directeur der Staatsdrukkerij te Weenen. Ook onze landgenoot Mielink te ’s Hage heeft op dit gebied veel voortreffelijks geleverd. In de bezonkene gesteenten der aardkorst vindt men vele afdrukken van voorwereldlijke planten en dieren. In het artikel fossielen zullen wij daarover spreken.