Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aequator

betekenis & definitie

Aequator of evenaar (evennachtslijn, linie), zoo noemt men op een bol den grooten cirkel, wiens vlak loodregt staat op de as van dien bol. Hieruit volgt, dat gemeld vlak die as in twee gelijke deelen verdeelt, en dat de aequator zelf overal 90° verwijderd is van de beide polen. Men onderscheidt in de sterrekunde en wiskundige aardrijkskunde den aequator der aarde en dien des hemels. De eerste verdeelt den aardbol, de tweede het hemelgewelf in twee halfronden — het noordelijk en zuidelijk.

De aequator des hemels bevindt zich half boven en half beneden den horizon en snijdt dezen in het oost- en westpunt. Daar de aardbol in het midden van den schijnbaren hemelbol gelegen is en de as des hemels met die der aarde zamenvalt, zoo is ook het vlak van den evenaar der aarde in dat van den evenaar des hemels gelegen, en die beide aequators hebben een gemeenschappelijk middelpunt. Alle cirkels, die door de polen gaan van den bol, staan loodregt op den aequator, bijvoorbeeld de middagcirkels (meridianen). De overige groote cirkels snijden hem onder scheeve hoeken in twee punten, die 180° van elkander verwijderd zijn. Bij haren schijnbaren jaarlijkschen omloop komt dus ook de zon tweemaal in den aequator (zie onder ecliptica), en de dagen en nachten zijn dan even lang. Vandaar de naam van dezen cirkel. Om de plaats van den aequator aan den hemel te weten, behoeft men slechts eenige sterren te kennen, die op deze lijn gevonden worden, zoo als de westelijkste ster in den gordel van Orion, de ster op de borst van Antinous, de sterren in het watervat van den Waterman.

De evenaar onzer aarde loopt over de eilanden Sumatra, Borneo, Celebes en de Molukken, voorts door de Zuid-Amerikaansche republiek Ecuador, door het noordelijk gedeelte van Brazilië en door Midden-Afrika, alsmede door den Stillen-, Indischen-, en Atlantischen-Oceaan.

Op den evenaar onzer aarde worden de lengtegraden eener plaats geteld, en van dien cirkel af, telt men op de meridianen noord- of zuidwaarts de breedtegraden. De omvang van den aequator onzer aarde is 5400 geographische mijlen (40000 Nederl. mijlen). Men raadplege het artikel aarde.

De hoogte van den aequator des hemels is de hoek, dien hij maakt met den horizon — een hoek, die gemeten wordt door den boog van den meridiaan, tusschen den aequator en den horizon gelegen. Uit de poolshoogte of geographische breedte eener plaats kan men hare aequatorshoogte vinden door eerstgenoemde van 90° af te trekken, want de eene is het complement van de andere. Omgekeerd kan men dus ook uit de bekende aequatorshoogte eener plaats hare breedte vinden.

Men heeft ook een magnetischen aequator en een warmte-aequator op-de aarde. Wij komen daarop terug, als wij over het magnetismus en de warmte handelen.

< >