Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Adriatische zee

betekenis & definitie

Deze is eene diep in het land gedrongen golf der Middellandsche zee en loopt tusschen de oostelijke kust van Italië en de westelijke kust van het Turksch-Grieksche gebied in eene noordwestelijke rigting naar de Oostenrijksche handelstad Triëst. Door de zee-engte van Otranto is zij met de Ionische zee verbonden. Zij heeft eene oppervlakte van omstreeks 4000 vierkante geographische mijlen. Zij is 120 tot 130 mijlen lang en 30 tot 35 mijl breed.

Haar noordelijk uiteinde is de Golf van Venetië, welke noordoostwaarts overgaat in die van Triëst. Aan haren westelijken zoom vormt zij de beide wijd geopende baaijen van Ravenna en Tremiti benevens de minder wijde, diepe baai van Manfredonia. De oostkust is met rotsen en kloven bezet en draagt eene digte rij van tallooze groote en kleine langwerpige rots-eilanden en riffen. De grootste baai is hier die van Quarnero in het noordoosten. In de baai van Tremiti ligt de kleine groep der Tremiti-eilanden: San Domenico (het grootste en meest zuidelijk gelegene), San Niccola, Caprara en de beide klippen Cretacchio en la Vecchia. De belangrijkste eilanden langs de Turksche kust zijn, van het noorden af: Veglia, Cherso, Arbe, Lossini, Pago, Maon, Ulbo, Premuda, Melada, Sestruya, Lunga (Grossa), Eso, Ugliano, Solta, Brazza, Lesina, Lissa, Curzola, Lagosta, Meleda, en zuidwestwaarts, in het midden der zee, het Dalmatisch eiland Pelagosa. De voornaamste steden aan de Italiaansche kust zijn er: Venetië, Ravenna, Rimini, Pezaro, Sinigaglia, Ancona, Pescara, Tremoli, Vieste, Manfredonia, Barletta, Trani, Molfetta, Mola, Polignano, Brindisi (de haven der toekomst voor het mail-verkeer) en Otranto. Aan de golf van Triëst vindt men de belangrijke koopstad van dien naam, — in de Quarnero-golf de steden Moschenizza, Lovrana, Fiume, Buccari, Porto-Re, Novi en Zengg, en verder zuidwaarts: Carlopago, Zara, Sebenico, Trau, Spalatro, Ragusa, Cattaro, Alessio, Durazzo en Valona. De voornaamste rivieren, die zich in de Adriatische zee uitstorten, zijn de Etsch en de Po — de overige, wier aantal aanzienlijk is, zijn bijna alle kustrivieren. Op den bodem der zee vindt men bij den mond der Po enkel slib, en bij de kust van Istrië en Dalmatië zand, kalk en leem met veel schelpen.

De scheepvaart is er des winters gevaarlijk wegens de zuidoostelijke stormen: men kiest dan de oostelijke zijde, om van de hooge kustgevaarten en de talrijke eilanden beschutting en schuilplaatsen te vragen. De stoombootvaart verbindt er de voornaamste havens. De talrijke visschers zoeken er zich niet te vergeefs meester te maken van thonijnen, sardellen, makreelen, zee-alen en zwaardvisschen. De Venetiaansche oesters zijn beroemd.