Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Triëst

betekenis & definitie

Triëst, in het Latijn Tergeste en in het Italiaansch Triëste, eene vrijhaven en eene belangrijke koopstad der Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie, tot 1849 de hoofdstad van het gouvernement Triëst in het koningrijk Illyrië, na dien tijd eene rijks-onmiddelbare stad van Oostenrijk met een gebied van 94 □ Ned. mijl, ligt aan den voet van het Karstgebergte en aan de Adriatische Zee, welke hier de Golf van Triëst vormt, alsmede aan het uiteinde van den van Weenen komenden spoorweg. Zij heeft zoowel van de landals van de zeezijde een schilderachtig voorkomen en bestaat uit twee hoofddeelen, de Oudstad, om en op den met een kasteel gekroonden berg gebouwd, met onregelmatige, naauwe straten, — en de Nieuwstad, langs de reede gelegen, met breede, regelmatige, elkander regthoekig snijdende straten. Hier heeft men het Groote Kanaal, 390 Ned. el lang, 23 Ned. el breed en 4½ Ned. el diep, met 2 bruggen en bezoomd met magazijnen. Tot de openbare pleinen behooren er: het Groote Plein met het marmeren standbeeld van Karel VI en door een publieken aanleg van de zee gescheiden, — het Beursplein met het standbeeld van Leopold I, — het Ponte-Rosso-plein aan het Groote Kanaal, — het Guiseppina-plein met het grootsche bronzen standbeeld van aartshertog Maximiliaan, keizer van Mexico, — en het Stationsplein.

Onder de straten zijn de Corso, de Acquedotto- en de Torrente-straat, alsmede de Corsia Stadion de fraaiste. De Acquedottostraat leidt naar het Boschetto (Boschje), eene uilspanningsgelegenheid der ingezetenen. Ook zijn er breede kaden, en ééne van deze strekt zich uit naar het visschersdorp San Bartolo, waarlangs men het vermaarde lustverblijf Miramare bereikt, met zijn sierlijk park door aartshertog Maximiliaan op de rotsachtige kust der Adriatische Zee gesticht. Van de kerken te Triëst vermelden wij: den Dom van San Giusto, op een heuvel en in de 4de eeuw gegrondvest, doch eerst in de 14de in Byzantijnschen stijl voltooid, met 5 beuken, belangrijke oudheden, reliquieën, mozaïeken en een merkwaardigen toren, in het jaar 1000 op de overblijfselen van een Romeinschen tempel gebouwd, terwijl vóór den Dom zich de Adelaarszuil verheft ter eere van keizer Ferdinand I, — de kerk van Santa Maria Maggiore (eene Jezuïetenkerk), in 1627 gesticht, met fresco’s van Rafaël en eene „Madonna” van Sassoferrato, — de kerk der Beata Vergine del Soccorso, — die van Sant' Antonio, — die van San Giacomo, — de rijk versierde Grieksche kerk van San Niccolo met twee torens, — de Serbische kerk, — de nieuwe Luthersche kerk, — de Hervormde kerk, — en de Engelsche kapél. De Israëlieten hebben er 5 synagogen. Van de overige gebouwen noemen wij: het Stadhuis aan het Groote Plein, — het Tergesteum, voor handelszaken ingerigt, aan het Beursplein, — de oude koopmansbeurs, in 1802 gebouwd, — het Stadhouderschapsgebouw aan het Groote Plein, — de paleizen Carciotti, Revoltella, Rittmeyer, Genel en Salem, — een groot schoolgebouw aan het Leipziger Plein, — de Villa Necker (te voren het eigendom van Jerôme, Koning van Westfalen), — de Villa Murat, — het gymnastiegebouw, — verschillende schouwburgen, vooral het nieuwe volkstheater Politeama, — het reeds vermelde kasteel, onderscheidene kazerne’s, den vuurtoren, en het stationsgebouw. — Deze stad is de zetel van het stadhouderlijk bewind van het Kustland, van het stedelijk bestuur, van maritieme gezaghebbers, van onderscheidene regtbanken enz. De burgemeester van Triëst voert den titel van podesta en is tevens voorzitter van den Landdag. Immers de vergadering van den gemeenteraad van Triëst is tevens een Landdag, daar de stad en haar gebied een afzonderlijk Kroonland vormen.

Triëst is daarenboven de zetel van een bisschop, van een militair kommandement en van verschillende consulaten. Tot de inrigtingen van onderwijs behooren er: eene handels- en eene zeevaart-académie met verschillende muséa en eene sterrewacht, twee gymnasia en evenzoovele reaalscholen, eene kweekschool voor onderwijzeressen, eene verloskundige school, 3 handelsscholen, 2 teekenscholen, eene zeevaartschool, en 22 openbare en 25 bijzondere scholen met 306 onderwijzers en 11211 leerlingen. Voorts heeft men er een muséum voor natuurlijke historie met eene volledige fauna van de Adriatische Zee, — een oudheidkundig muséum met een marmeren monument ter eere van Wïnckelmann, — een munt- en penningkabinet, een kabinet van handschriften en Romeinsche oudheden, — eene stedelijke boekerij met 65000 deelen, — een muséum voor kunst in het paleis Revoltella, — en onderscheidene schilderijenverzamelingen van particulieren. Van de aldaar aanwezige instellingen van weldadigheid noemen wij: het stadsziekenhuis met 2000 bedden, — het groote militaire hospitaal, — het krankzinnigengesticht, — het vondelingenhuis, — het armenhuis, — en een verplegingsgesticht voor havelooze kinderen. Triëst is zijne welvaart verschuldigd aan den handel, bepaaldelijk aan het verkeer met het binnenland der Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie en met de kustplaatsen van de Adriatische Zee, den Levant, Griekenland, Egypte, de Zwarte Zee, Engeland, Amerika en Oost-Indië. In 1876 bedroeg er de waarde van den invoer 318 en die van den uitvoer 193 millioen Oostenrijksche gulden. Tot de voornaamste invoer-artikelen behooren er: koffij, wijn, zuidelijke vruchten, koren, tabak, olijven-olie, petróleum, katoen, katoenen stoffen en garens, indigo, steenkolen, ijzer, duigen, wol, hennep, meel, visch, soda, peper, zwavel en verwhout, — en tot de uitvoerartikelen: spiritus, wijn, geraffineerde suiker, meel, peper, katoenen stoffen, Ijzeren voorwerpen, hout, planken, glas, machines en sieraden met juweel. Er kwamen in dat jaar 7851 schepen binnen, waaronder zich 1489 stoombooten bevonden, en het aantal uitloopende schepen was er bijna evenzoo groot.

De stad is dit aanzienlijk handelsverkeer verpligt aan hare gunstige ligging, zoodat groote schepen haar gemakkelijk kunnen bereiken, en aan het feit, dat zij reeds in 1719 eene vrijhaven werd. Het handelsverkeer is voorts aanmerkelijk toegenomen door eene verbeterde gemeenschap met Oostenrijk en door de opening van het Kanaal van Suéz. De nijverheid bepaalt er zich vooral tot den scheepsbouw, de vervaardiging van machines en tot de bereiding van meel, zeep en bier. De scheepstimmerwerven van den Oostenrijksch-Hongaarschen Lloyd behooren tot de grootste van het vasteland van Europa, en de machinenfabrieken van het Stabilimento tecnico leveren machines voor de grootste stoomschepen en voor verschillende industriële inrigtingen. Twee groote stoommolens bereiden er scheepsladingen meel voor alle werelddeelen. De bierbrouwerij van Dreher in Gardiëlla voorziet de geheele stad en verzendt haar bier tot ver in het Oosten. Voorts vervaardigt men er: touw en zeildoek, meubels, speelkaarten, sigarettenpapier, azijn, chocolade, waskaarsen, wijnsteen, scheikundige praeparaten enz. Ook wordt er veel visch verzonden, en in de omstreken van Triëst verbouwt men uitmuntenden wijn, ooft, graan en olijven-olie.

Tot de handelsvereenigingen behoort er in de eerste plaats de Oostenrijksche Lloyd, die over eene vloot van 68 stoombooten beschikt en in drie afdeelingen is gesplitst, — voorts de handelsbank van Triëst, de volksbank, de stedelijke spaarkas, de bankvereeniging van Triëst enz. Men heeft er 12 verzekeringsmaatschappijen, terwijl er daarenboven nog 43 Oostenrijksch-Hongaarsche en buitenlandsche werkzaam zijn. Voorts heeft men er onderscheidene vereenigingen voor letterkunde, kunst en gezelligheid, eene koudwater-inrigting en onderscheidene zeebaden. De bodem rondom Triëst is terrasvormig en met prachtige villa’s bezaaid. Hoog boven de stad verheft zich het dorp Optsjina met eene obelisk en een heerlijk uitzigt over de huizen van Triëst heen naar de zee. In een fraai eikenbosch vindt men er de keizerlijke stoeterij Lippizzal. De stad wordt door onderscheidene bronnen in hare nabijheid, alsmede door eene waterleiding, van den berg Santa Croce komende, behoorlijk van drinkwater voorzien. Te Triëst worden 37 dagbladen uitgegeven; onder deze bevinden zich 30 Italiaansche, één Duitsch, één Fransch, twee Grieksche en twee Sloweensche.

Men vindt er twee ruime havens; de oude, ten zuidoosten gelegen, is eigenlijk eene opene reede met onderscheidene molo’s en vuurtorens, doch de nieuwe haven is beveiligd door een dam ter lengte van 100 Ned. el. Tot de merkwaardigste oudheden behooren er: een Romeinsch theater, eene Romeinsche waterleiding, ook thans nog met een overvloed van water voorzien, — en een triomfboog uit den tijd der Romeinsche Keizers. De stad met haar gebied is verdeeld in 12 arrondissementen; van deze behooren 10 tot de stad en tellen te zamen ruim 120000 inwoners. De beide andere arrondissementen strekken zich uit over nabijgelegene dorpen en hebben nog geene 8000 inwoners. Het meerendeel der stadsbevolking bezigt de Italiaansche taal; doch er zijn ook vele Duitschers,— voorts Engelschen, Franschen en vooral Slowenen. Van de gezamenlijke ingezetenen der 12 districten belijden omstreeks 120000 de R. K. godsdienst; men heeft er ongeveer 1500 Protestanten en 4500 Israëlieten. In 1876 werden de inkomsten der stad begroot op nagenoeg 3532000 en de uitgaven op 3733000 Oostenrijksche gulden, terwijl hare schuld 4782572 Oostenrijksche gulden beliep. — Triëst (Tergeste) werd omstreeks het jaar 180 vóór Chr. met Istrië ingelijfd in het Romeinsche Rijk en onder Vespasianus in eene Romeinsche kolonie herschapen.

Nadat in de middeneeuwen verschillende heerschers er geregeerd hadden, verviel het in 1382 aan Oostenrijk en bleef onder den Oostenrijkschen schepter, behalve in de jaren 1797—1805, toen de Franschen er gevestigd waren, en 1809— 1813, toen het tot de Illyrische provincie van Frankrijk behoorde. Deze stad werd eerlang de voorspoedige mededingster van Venetië en de beheerscheres der Adriatische Zee. In 1818 werd zij ingelijfd in den Duitschen Bond. Van Mei tot 12 Augustus 1848 zag zij zich door eene Napolitaansch-Sardinische vloot geblokkeerd, en van Maart tot September 1849 was de toegang tot Triëst door ketens en palen versperd. Een Keizerlijk decreet van 2 October 1849 verhief deze stad met haar grondgebied tot eene rijks-onmiddelbare stad. Eene partij in Italië beschouwt haar intusschen als een nog onbevrijd gedeelte van Italië (Italia irredenta) en wenscht haar bij het Koningrijk van dien naam te voegen.