Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Admiraal

betekenis & definitie

Admiraal (eigenlijk amiraal) Dit woord is afkomstig van het Arabische emir al omra of opperste krijgsbevelhebber en wordt tegenwoordig gebruikt in de beteekenis van oppersten vlootvoogd. In vroeger dagen, toen op zee het regt van den sterkste gold, ondernam een koopvaardijschipper niet ligt eenzaam een verren togt, maar een aantal gezagvoerders voegde zich bijeen en koos uit zijn midden een admiraal, aan wien in geval van nood de verdediging der vloot was opgedragen.

Die titel werd het eerst door de Mooren in Spanje gebragt en heeft zich van hier het burgerregt verworven bij de Europesche volken. Hij kwam in 1142 op Sicilië, in 1216 in Engeland, en in 1284 in Frankrijk in gebruik. Met betrekking tot ons land vinden wij vermeld, dat keizer Maximiliaan in 1487 besloot, zijn admiraal te magtigen, om een luitenant-admiraal te benoemen. Weldra werd hij door de zeemogendheden geschonken aan hen, die de hoogste waardigheden bekleedden op de oorlogsvloot. Doorgaans had men een admiraal of groot-admiraal als opperbevelhebber, en één of meer vice- en contre-admiraals. In Engeland heeft men een Lord high admiral, een van de negen hooge ambtenaren der Kroon — doorgaans eene onvervulde betrekking —, voorts admiralen van de roode, witte en blaauwe vlag, en dan eerst vice- en rear-admiralen, welke laatsten bevel voeren over de achterhoede (rear). In Frankrijk heeft men admiralen, vice-admiralen en contre-admiralen. In Rusland heeft men admiralen van de witte, roode en blaauwe vlag, benevens vice- en contre-admiralen. In Nederland bekleedt de admiraal de hoogste waardigheid op de vloot en hijscht zijne vlag aan den top van den grooten mast, — dan volgt de vice-admiraal, die de vlag aan de voorsteng voert, en dan de schout bij nacht, die de vlag laat waaijen van de bezaansteng. De Stadhouders der Vereenigde provinciën hadden den titel van admiraal-generaal. Het vaartuig, waarop de admiraal zijne vlag hijscht, draagt der naam van admiraalschip.

De admiraliteits-collegiën, die van 1589 tot 1795 eene belangrijke rol in ons Vaderland hebben vervuld, waren belast met de behartiging van alle zaken, die op de vloot, de havens en de beveiliging der koopvaardij betrekking hadden. Wij vinden daarvan de eerste sporen in het jaar 1573, toen prins Willem, uit Duitschland teruggekeerd,met den bijzonderen Raad, die hem ter zijde was gesteld, over de zeevaart raadpleegde. Na dien tijd stond hij aan het ‘ hoofd van eene “Vergadering van gecommitteerde raden ter admiraliteit,” die doorgaans te Delft bijeenkwam. Een jaar na zijn dood werd door de Staten van Holland eene nieuwe instructie opgesteld voor die Gecommitteerde raden, welke door de zes groote Hollandsche steden werden afgevaardigd en te ’s Hage of te Rotterdam vergaderden. Nog een jaar later werden door Leicester eenige nieuwe collegiën ter admiraliteit benoemd, waarmede men niet zeer was ingenomen, omdat zij zoodoende allengs Provinciale collegiën werden. Om dit te verhoeden, benoemden de Algemeene Staten in 1589 een “Opper-admiraliteits-collegie,” bestaande uit prins Maurits en zes Raden, namelijk twee uit Holland en West-Friesland, twee uit Zeeland en twee uit Friesland, terwijl men vijf nieuwe collegiën oprigtte, die tot 1795 hebben stand gehouden. Van deze had het Collegie van de Maas den voorrang. Het bestond uit den Prins van Oranje als voorzitter en uit 12 gecommitteerde raden. Het magtigst door uitgebreiden handel en scheepvaart was het Edelmogende collegie te Amsterdam, dat even zoo vele leden telde. Voorts had men het Collegie van 't Noorderkwartier, dat te Hoorn en Enkhuizen vergaderde en desgelijks uit 12 leden bestond, — de Admiraliteit van Zeeland met 9 leden te Middelburg, en die van Friesland met 11 leden te Harlingen gevestigd.

Hunne inkomsten hadden zij van in- en uitgaande regten op schepen en goederen, alsmede van lands-opbrengsten ten behoeve van oorlogs-toerustingen. Zij waren daarvan verantwoording verschuldigd aan de Generaliteits-rekenkamer. Ook spraken zij vonnis over hen, die zich in zeedienst aan misdaden, hadden schuldig gemaakt. Dat vonnis was in lijfstraffelijke zaken zonder appèl, terwijl van geldzaken boven het bedrag van 600 gulden binnen den tijd van 4 maanden herziening kon gevraagd worden bij de Algemeene Staten. De verkiezing der admiraliteitsraden geschiedde door de regthebbende steden.

Ook buiten ons Vaderland vinden wij van admiraliteits-collegiën gewag gemaakt. In Spanje is er een opgerigt in 1624 door Philippus III, hetwelk later door een opper-admiraliteitsraad is vervangen. De Fransche admiraliteits-collegiën waren eigenlijk regtbanken. In Rusland staat de marine wel onder een afzonderlijken minister, maar naast hem vindt men een admiraliteits-collegie voor het bestuur der zee-zaken en een admiraliteits-departement voor het wetenschappelijk gedeelte der zeevaart. In Engeland zorgt het collegie der Lords commissioners of the admiralty voor het bestuur der marine, terwijl de regtspraak aan een afzonderlijk, maar daarmede verbonden admiraliteitsgeregt is toevertrouwd. De wetten van dit ligchaam (laws of admiralty) hebben een belangrijken invloed gehad op de zeeregtelijke bepalingen in het algemeen.