Adlersparre (Georg, graaf van), een Zweedsch generaal en staatsman, werd in 1760 in de provincie Jämtland in Zweden geboren. Hij studeerde te Upsala en koos in 1775 de krijgsmansloopbaan. Gustaaf III belastte hem in 1791 met de geheime taak, om de Noorwegers tegen de Deensche regering op te ruijen.
Na den dood van dien Vorst nam hij zijn ontslag en hield zich ambteloos met letterkundigen arbeid bezig. In 1797 werd hem, op aanbeveling van den hertog van Südermanland, het bevel opgedragen over een gedeelte van het leger, en hij kweet zich op zoo uitstekende wijze van zijn pligt, dat bij de belangrijke omwenteling, die door den Zweedschen adel was voorbereid, zijn invloed zeer in aanmerking werd genomen. Hij vond goed, dat de Koning afstand zou doen van den troon, onder de voorwaarde, dat er geen bloed gestort, geen volksopstand uitgelokt zou worden, en dat het leger niets anders vorderen zou dan het zamenroepen van den Rijksraad. Hij deed den 22sten April 1809 zijn intogt in de Hoofdstad, nadat reeds den 13den Maart de hertog van Südermanland als koning was uitgeroepen. Deze verhief hem tot staatsraad, overste, generaal-adjudant des Konings en vrijheer. Hij aanvaardde het commando over het geheele westelijke leger en keerde in 1810 met prins Christiaan Augustus naar Stockholm terug. Na het sluiten van den rijksdag nam hij, welligt uit gekrenkte eerzucht, zijn ontslag uit den staatsraad en trok als gouverneur van Skaraborg-laen naar dit afgelegen gewest. De Koning overlaadde hem bij voortduring met gunstbewijzen en verhief hem eerst tot graaf, later tot rijksheer. Kort daarna legde Adlersparre zijne betrekking neder en hield op een afgelegen landgoed zich bezig met de uitgave van charters ten behoeve der geschiedenis van Zweden. Hij overleed te Gustafsrik in Wermland den 23sten September 1835.