Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Achillea L.

betekenis & definitie

Zoo noemt men een plantengeslacht van de familie der korfbloemigen (compositae). Het groeit in Europa en in het noorden en westen van Azië met veelbloemige hoofdjes, die schermsgewijs gerangschikt zijn. De kelk is eivormig of langwerpig en met tepelvormige, wel eens bruinrandige schubben voorzien. De middelste bloempjes der zamengestelde bloem zijn tweeslachtig, buisvormig en met vijf tandjes versierd, en die van den zoom zijn vrouwelijke, tongvor-raige bloemen.

De zaden zijn langwerpig en zamengedrukt, en aan de punt naakt of met een rand voorzien. Onder de 60 soorten van dit geslacht bevinden zich onderscheidene sierplanten. A. ageratum verspreidt met hare gele bloemschermen een welriekenden geur en wast in het zuiden van Europa ter hoogte van eene halve el. A. atrata verheft; zich op de Alpen ter hoogte van 3 palm, en hare bloemen hebben een witten straal en eene geelachtig witte schijf. Bij ons is A. millefoliurn, het zoogenoemde duizendblad, ook wel hazengerf, hazengras en hazenkervel geheeten, het meest bekend. Deze plant komt bijna overal voor in drooge weilanden, langs de wegen enz. en draagt veelvoudig en fijnverdeelde bladen en kleine witte of rozenroode bloemen. Zij wordt tot de onkruiden gerekend. Hare bloemen, die een specerij-achtigen reuk en smaak hebben, bevatten eene blaauwe vlugtige olie, eenig hars, eene bittere extractiefstof, gom, eenige zouten en een spoor van zwavel en worden als huismiddel gebruikt bij ongesteldheden, die opwekking en prikkeling vereischen. Voorts heeft men A. moschata, eene lage, geurige Alpenplant, A. nana, die in Zwitserland, Tirol en Italië gevonden wordt, en onder de sierplanten vooral A. nobilis en A. tomentosa. In Zwitserland gebruikt men vele achillea-soorten, om er geurige dranken van te bereiden.

< >