Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-07-2018

Compositae

betekenis & definitie

Compositae of Zaâmgesteldbloemigen is de naam van de grootste plantenfamilie. De bloeiwijze van deze is een hoofdje, doch de bloemen („bloempjes” genaamd) zijn klein, op een gemeenschappelijken bloembodem ingeplant en met een gemeenschappelijk omwindsel omgeven, zoodat zij te zamen op ééne bloem, of nog meer op een korfje met bloemen gelijken, weshalve de Duitschers haar ook met den naam van Korbblütter bestempelen. De vruchtbodem kan naakt zijn of stoppelig en is in dit laatste geval bezet met vliezige schubjes, die men als steunblaadjes der afzonderlijke bloempjes moet beschouwen. De bloempjes zijn twee- of éénslachtig of onzijdig.

Het vruchtbeginsel is onderstandig en brengt eene kleine, eenzadige dopvrucht voort. De bovenstandige kelkbuis, uit borstels of haren zamengesteld, noemt men zaadpluis. De bloemkroon is steeds buis-, trechter- of klokvormig met een 5-tandigen of 5-spletigen zoom, — ook wel tweelippig of tong-(lint-)vormig. Daarnaar verdeelt men de Compositae in luisbloemigen (Tubuliflorae), lipbloemigen (Labiatifiorae) en lintbloemigen (Liguliflorae). Die verdeeling is echter niet volkomen juist, daar er soorten zijn, die tegelijk buisbloempjes en lintbloempjes dragen. Dikwijls toch vindt men onzijdige of eenslachtige bloempjes met 2-slachtige vereenigd, doch de eerste (meestal lintbloempjes) staan steeds aan den rand, te zamen de straal geheeten, en de laatste (meestal buisbloempjes) in het midden, te zamen de schijf genaamd. Alle 2-slachtige en mannelijke bloemen hebben 5 aan de bloemkroon vastgehechte meeldraden, wier helmknopjes tot een cylinder zijn zamengekleefd. Op het vruchtbeginsel der 2-slachtige en vrouwelijke bloemen verheit zich een lange, draadvormige stamper, die bij eerstgenoemde door dien cylinder gaat en veelal met een dubbelen stempel is gekroond.

Intusschen zijn die beide stempels ook wei tot een rolrond ligchaam zamengegroeid, zooals bij vele distels. De Zaâmgesteldbloemigen behooren meestal tot de kruiden, doch men vindt onder die gewassen ook heesters, en in de keerkringslanden zelfs boomen. Zij zijn over de geheele aarde verspreid, en het aantal bekende soorten bedraagt reeds ongeveer 10000. Daaronder heeft men weinig bruikbare, maar ook weinig vergiftige planten. Tot de eersten behooren eenige voedselgewassen, zooals de salade, de artisjok, de cichorei enz., — eenige voor de nijverheid belangrijke, zooals de zonnebloem, uit wier zaad olie verkregen wordt,— eenige geneeskrachtige planten, zooals de kamille, de bijvoet, de arnica enz. Daarentegen omvat deze familie eene menigte sierplanten, waaronder asters en dahlia's den hoogsten rang bekleeden.

< >