Deze zijn dramatische stukken, in het midden der veertiende eeuw hoogst waarschijnlijk in Vlaanderen vervaardigd. Zij zijn van ernstigen aard, zoodat zij met de hedendaagsche treurspelen overeenkomen, en onderscheiden zich hierdoor van de toenmalige sotterniën of kluchten. Hun inhoud is aan de ongewijde geschiedenis ontleend, terwijl de gewijde geschiedenis dien der mysterie-spelen verschafte.
Vier abele spelen uit bovengenoemden tijd zijn bewaard gebleven, namelijk Esmoreit, Gloriant, Lanceloot van Denemarken, en Van den winter ende van den somer. Die stukken hebben eene zedelijke strekking, — de gebreken der aanzienlijken worden er in ten toon gesteld. In Esmoreit — verreweg het beste van de vier — wordt de zelfzucht, in Gloriant de snoevende ridder — in Lanceloot de adeltrots, en in het Spel van den winter ende van den zomer de ijdele rangzucht doorgehaald. Zij zijn voor de kennis der zeden van die dagen en vooral voor de Nederlandsche letterkunde van groot belang.
Na het abele spel werd doorgaans eene sotternie of Klucht opgevoerd, welk laatste woord gebruikt werd in de plaats van sotte Klucht, daar klucht eigenlijk niets anders beteekent dan afdeeling. Het is enkel eene vervorming van kluft, dat van klieven is afgeleid.