Abel of Habel (ademtogt, vergankelijkheid) was volgens het Bijbelsch verhaal de tweede zoon van Adam en Eva en werd door zijn ouderen broeder Kaïn gedood. Kaïn en Abel kunnen wij beschouwen als de vertegenwoordigers van de beide hoofdbedrijven der Oudheid — van den landbouw en van de veeteelt. In de geschriften der Rabbijnen, in den Koran en bij Christelijke schrijvers van lateren tijd vinden wij de eenvoudige mededeelingen uit het boek Genesis niet weinig opgesierd.
Dáár lezen wij, dat de beide broeders tweelingzusters hadden, namelijk Kaïn de bevallige Aklima en Abel de minder schoone Lebuda. Toen Adam die beiden aan zijne zonen en wel Lebuda aan Kaïn wilde uithuwelijken, was deze ontevreden, maar toen het door eene offerhande beslist was, dat hij zich naar den wensch zijns vaders voegen moest, peinsde hij er op, om zijn broeder uit den weg te ruimen. Daar hij niet wist, hoe hij een moord volbrengen moest, ontving hij het noodig onderrigt van den satan, die het hem voordeed door een vogel den kop te verbrijzelen met een steen. Kaïn volvoerde zijne euveldaad en sleepte, door gewetensangst gefolterd, gedurende 40 dagen het lijk met zich mede, totdat eene raaf, die eene doode raaf onder het zand verborg, hem op het denkbeeld bragt, om het zielloos ligchaam te begraven. Ook nu nog wijst men, 16 mijlen van Damascus, de plek, waar Abel vermoord werd, benevens zijn graf.