klieven
klieven - Werkwoord 1. (ov) langs een scherp breukvlak in tweeën hakken ♢ Ik moet nog wat brandhout klieven.
Wiktionary (2019)
klieven - Werkwoord 1. (ov) langs een scherp breukvlak in tweeën hakken ♢ Ik moet nog wat brandhout klieven.
Van Dale Uitgevers (1950)
(kliefde, heeft gekliefd, Zuidn. ook kloof, gekloven), 1. (meest Zuidn.) kloven, splijten wat tegenstand biedt door slaan of houwen: hout, diamant klieven; 2. vaneen doen gaan, splijten door zich snel te bewegen door (met de gedachte dat daarbij de scheiding niet blijft bestaan): de vogel klieft de lucht; het schip klieft de baren...
M. J. Koenen's (1937)
kliefde, h. gekliefd (met kracht vaneen scheiden): het schip klieft de golven. Opm. Klieven wordt gebruikt, als de scheiding onmiddellijk weer teniet gaat; zie kloven.
Jozef Verschueren (1930)
('kli:vən) (kliefde, heeft gekliefd) met kracht vaneenscheiden : hout -; de vogel klieft de lucht, het schip de golven. → haar. Syn. kloven, splijten.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I. (kliefde, heeft gekliefd), 1. (overg.) vaneen doen gaan, splijten door zich snel te bewegen door (met de gedachte dat daarbij de scheiding niet blijft bestaan) : de vogel klieft de lucht; het schip klieft de baren; 2. (onoverg.) zich laten splijten; II. (gew.) (kloof, heeft gekloven), (overg.) splijten van hout.
J.Pluim (1911)
van den Germ. wt. klub; met een scherp werktuig bewerken; splijten. Verwant zijn: klooven en kluiven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: