Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Ende

betekenis & definitie

Ende (Adriaan van den), een verdienstelijk Nederlandsch staats-ambtenaar, werd geboren te Delft den 11den October 1768, studeerde te Leiden en te Utrecht in de godgeleerdheid en werd in 1792 beroepen te Rosendaal, waar hij een der stichters werd van het genootschap „Prodesse conamur”.

Nadat hij in 1794 en 1795 wegens de staatkundige gebeurtenissen met den baron Torck, heer van Rosendaal, uitlandig was geweest, zag hij zich beroepen te Voorschoten, en toen hij kort daarna wegens eene bloedspuwing zijn ontslag genomen had, vestigde hij zich te Delft en vervolgens te Haarlem. In 1801 zag hij zich benoemd tot adsistent van den agent van opvoeding van der Palm en later belast met het opstellen van een handboek voor onderwijzers op de lagere scholen. Hij werd voorts curator der Latijnsche school te Haarlem, in 1805 commissaris, later inspecteur van de zaken van het lager onderwijs, onder Napoleon inspecteur-generaal van de Keizerlijke universiteit, in 1809 chef de bureau bij het Ministérie van Binnenlandsche Zaken, in 1813 commissaris voor de zaken van openbaar onderwijs, en in 1814 (na de restauratie) commissaris voor de zaken van middelbaar en lager onderwijs bij het Departement van Binnenlandsche Zaken, terwijl hem in 1817 de titel van hoofd-inspecteur werd verleend. Eerst in 1832 werd hem eervol ontslag met pensioen toegekend, waarna hij het voorvaderlijk landgoed Geessink bij Warnsfeld betrok en den 28sten Junij 1846 overleed.

Hij was in 1801 tot lid van Teyler’s tweede genootschap en in 1803 door de directeuren daarvan tot lector in de proefondervindelijke natuurkunde benoemd. Eene hoogleeraarsbetrekking te Groningen wees hij van de hand (1804), en de Senaat te Harderwijk verleende hem in 1808 den doctorsgraad. Hij was lid van onderscheidene binnen- en buitenlandsche genootschappen en ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Van zijne geschriften vermelden wij — behalve het „Handboek voor onderwijzers (1803)” — „Drie verhandelingen over den waterram (1841-1843)”, — en „Geschiedkundige schets van Neêrlands schoolwetgeving (1846)”.