Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Ziekenverpleging

betekenis & definitie

Suriname.

Reeds kort na de eerste vestiging was Paramaribo in het bezit van een ‘gasthuis’. Zooals onder KRIJGSMACHT is medegedeeld, richtte Van Aerssen, die in de jonge kolonie zooveel te regelen vond, in 1686 een ‘provisioneel gasthuis’ in. In 1688 werd dit gevestigd in de bovenverdieping van het op het tegenwoordige Kerkplein gelegen raadhuis. Eenige jaren daarna - in 1693 - beraamde men plannen voor de stichting van een afzonderlijk gasthuis, waartoe uit vrijwillige bijdragen een gebouw werd aangekocht voor de som van 92.000 ponden suiker. In 1694 werden regenten, buitenmoeders en een sceretaris aangesteld. Meer dan een halve eeuw bleef dit het eenige openbare ziekenhuis in de kolonie.

Daarnaast ontstonden te Paramaribo particuliere hospitalen, in het bijzonder voor jaws-lijders (zie FRAMBOESIA) en kraaminrichtingen, door geneesheeren gesticht, voornamelijk voor de behandeling en verpleging van plantage-slaven (zie hierover o.a. G.B. 1832 no 15).

De sterke militaire bezetting deed de behoefte aan een militair hospitaal gevoelen. Met den bouw daarvan begon men onder gouverneur Crommelin in 1758; in 1760 werd het in gebruik genomen. Tal van oude publicatiën bepaalden dat een deel van opgelegde boeten ten bate van 's lands gasthuis verviel (zie hierover en over de geschiedenis van het hospitaal Fred. Oudschans Dentz ‘Geschiedk. Aant. over Suriname en Paramaribo’, 1911. Toen in 1821 het oude gasthuis afbrandde, diende het militair hospitaal tevens tot burgerziekenhuis, en dat is zoo gebleven.

Naarmate de militaire bezetting verminderde, trad de verpleging van burger-patienten op den voorgrond en werd het hospitaal feitelijk een burgerziekenhuis onder militair beheer. In 1863-1865 werd op het terrein van het oude hospitaal, dat nu tot apotheek, magazijn, enz. werd ingericht, een nieuw hospitaal gebouwd. In 1906 kwamen daar eenige paviljoenen bij. Gaandeweg gereorganiseerd en voorzien van alle moderne hulpmiddelen der wetenschap, waaronder een Röntgen-installatie, is dit ziekenhuis thans een der best ingerichte en uitgeruste van geheel West-Indië.

Het optreden in 1897 van de Zusters van Tilburg als verpleegsters voor de vrouwen-afdeeling bracht een belangrijke verbetering in de verpleging te weeg, maar vooral de aanstelling in 1907 van een in Nederland gediplomeerde hoofdverpleegster tot hoofd van den internen verplegingsdienst, was een belangrijke stap in de goede richting.

Wegens verschil van opvatting met den Chef van het hospitaal trokken de Tilburgsche Zusters zich in 1910 terug (zie over deze kwestie: ‘De Kath. Missie in Suriname’ in ‘Het Katholiek Nederland 1813-1913’. Nijmegen 1913,1209) en sedert geschiedt de verpleging weer uitsluitend door leekenzusters, grootendeels in het hospitaal zelf opgeleid. Monseigneur Meeuwissen besloot toen, op aandrang van vele ingezetenen, een ziekenhuis op te richten. Een inzameling, tot dit doel door een comité uit de burgerij op touw gezet, bracht ƒ5500 op. Voorloopig werden twee woningen naast het klooster der zusters tot een ziekenverpleging ingericht, waarin reeds in Jan. 1910 de eerste zieken werden opgenomen.

Tot den bouw van een groot R.K. ziekenhuis, volgens alle eischen der wetenschap ingericht, werd kort daarna besloten. Volgens de berichten in de Surinaamsche bladen is het gebouw, dat op het terrein achter de kathedraal opgericht is, 19 Juli 1916 in gebruik genomen. Daarmede is Paramaribo een tweede modern ingericht ziekenhuis rijk geworden.

De armenpraktijk en de verloskundige bijstand van gouvernementswege aan onvermogenden zijn reeds van ouden datum en herhaaldelijk herzien.

Volgens het Kol. Verslag van 1852 werd in dat jaar te Paramaribo een ziekenbus opgericht, naar het schijnt de eerste instelling van dien aard. Thans telt de stad

meer dan twintig zieken- en begrafenisfondsen. Een vereeniging tot steun van behoeftige kraamvrouwen kwam in 1911 tot stand.

In Sept. 1913 werd, tot het verzamelen van gegevens, ten einde maatregelen te kunnen nemen ter voorkoming en bestrijding van de tuberculose en de belangrijke sterfte onder de zuigelingen, te Paramariboe en consultatie-bureau voor lijders aan tuberculose en een polikliniek voor zuigelingen opgericht. Ook werd een polikliniek geopend voor onvermogende ooglijders. Zooals reeds in het artikel EPIDEMIEËN werd opgemerkt, worden sedert 1889 de aan Trachoom en andere oogziekten lijdende schoolkinderen op school behandeld. Van particuliere zijde werd in Mei 1914 te Paramaribo een afdeeling van het Groene Kruis opgericht, ten einde tot verbetering der nog over het algemeen primitieve gezins verpleging te geraken.

Over de verpleging van lepralijders, waarin de R.K. Missie zich van ouds hoogst verdienstelijk heeft gemaakt - Mgr. Grooff, Pater Donders, om slechts dezen te noemen - en die vooal door het krachtige initiatief van Mgr. Wulfingh (1889-1906) in de laatste twintig jaar zeer belangrijk verbeterd is, handelt het artikel LEPRA (zie hieromtrent ook te Amst. bij G. Borg verschenen geschrift: ‘Souvenier, Herinnering aan de blijde feestviering, gehouden bij gelegenheid van het 12 ½ -jarig bestaan der Gerardus-Majellastichting te Paramaribo 1908’).

Van een verpleging van krankzinnigen is er in Suriname tot het jaar 1895 geen sprake geweest. Zij werden vóór dien opgesloten in de oude barakken, die opgericht waren toen men in 1831 vreesde dat de cholera (zie aldaar) uit Europa zou worden overgebracht. Die barakken droegen later den naam van ‘bewaarplaats’ van krankzinnigen en ressorteerden onder den Proc. Generaal als hoofd der politie. Door den gouv. Lohman was een poging gedaan om het leven der krankzinnigen dragelijker te maken, maar zijn voorstellen om in den toestand van de bewaarplaats verbetering te brengen, werden door de Kol.

Staten niet goedgekeurd. De oprichting van een behoorlijk krankzinnigengesticht - op den in Dec. 1891 door het gouvernement aangekochten grond Wolfenbuttel, nabij Paramaribo - heeft de kolonie te danken aan den gouv. Van Asch van Wijk. Op 1 Oct. 1895 werden de krankzinnigen uit de ‘bewaarplaats’ naar het gesticht overgebracht. Tot directeur werd een psychiater benoemd. Over het toezicht op krankzinnigen zie G.B. 1912

no 98.

Het behoeft geen betoog dat in den slaventijd de zieken verpleging op de meeste plantages erbarmelijk was. Dr. T.A. Kuhn, Beschouwing van den toestand der Surinaamsche plantagieslaven, Amst. 1828, hangt daar een droevig tafereel van op en beschrijft uitvoerig de geneeskundige praktijk op de plantages. De eigenaren stelden natuurlijk prijs op het behoud van hunne arbeidskrachten, zoodat men de tekortkomingen in de verpleging voor een deel aan onwetendheid moet toeschrijven. Op iedere plantage had men een lokaal, dat men het ziekenhuis noemde en dat in alle opzichten te wenschen overliet.

Lucht en licht werden niet noodzakelijk geacht. De geneeskundige behandeling was in handen van chirurgijns, die, volgens Kuhn, veelal menschen waren van weinig grondige kennis in hun vak. Deze bezochten de plantages gewoonlijk om de acht dagen. De dagelijksche verpleging berustte in handen van den dresneger (dresi of drissi, N.E = genezen), een slaaf, die eenige jaren bij een chirurgijn in de leer was geweest. Was hij vatbaar, dan kon hij het in vijf a zes jaren zoover brengen ‘dat hij met een snepper kon aderlaten, een abces openen en verbinden, pleisters en wieken smeren, zeeren verbinden, enz. Het medicinaal gewigt heeft hij eindelijk ook leeren onderscheiden, om des noods, eene purgatie af te wegen en dergelijke kleinigheden meer; sommigen kunnen ook eene eenvoudige beenbreuk, op hunne wijze, met spalken aan malkander binden’ (Kuhn, blz. 40).

Er waren ook dresmama's, gewoonlijk oude slavinnen. ‘Aanvankelijk waren zij belast met het toezigt over de Jaws-patiënten; langzamerhand begonnen zij de aanwending van geneesmiddelen, tot dat zij, zooals thans, geheele ziekenhuizen houden, kwijlkuren en quarantaines, enz. toedienen’ (Kuhn). De quarantaine bestond in de toediening van zekere uit ‘geneeskrachtige houten, wortels en suiker gekookte stroop’, gepaard met een streng diëet en opsluiting van den patient, vanwaar de naam.

Van den directeur der plantage werd ook een zekere mate van genees- en heelkundige kennis verlangd. Op een behoorlijke plantage begon zijn dagtaak met een bezoek aan het ziekenhuis, met of zonder zijn blank-officieren. Van zijn summiere behandeling der zieken geeft Kuhn een vermakelijke beschrijving. De chirurgijns ‘in de rivieren’, d.i. in de buitendistricten, hadden op hunne woonplaats ook hospitalen, waarheen soms slaven ter behandeling gezonden werden.

Op de militaire posten in de districten bestonden grootere of kleinere infirmerieën; thans alleen nog te Nieuw Nickerie en te Albina. Even als in het militaire hospitaal te Paramaribo vormen niet-militaire patiënten de meerderheid.

Aan pogingen om de toestanden te verbeteren heeft het van bestuurswege niet ontbroken. Reeds in 1781 werd onder het bestuur van Texier een collegium medicum ingesteld, dat toezicht uitoefende over de geneeskundige praktijk der doctoren, chirurgijns, vroedvrouwen en over de apothekers. Tarieven werden vastgesteld en, even als de instructie voor het collegium, bij herhaling gewijzigd en aangevuld.

Langzamerhand verbeterde de toestand in de districten; in 1873 (G.B. no 4) werd een verordering regelende de geneeskundige behandeling en verpleging op de plantages en gronden vastgesteld, maar een afdoende verbetering dagteekent van 1879 (G.B. no. 8 en de besluiten ter uitvoering) in welk jaar als gevolg van de immigratie (zie aldaar, blz. 376) uit Britsch-Indie, de laatstgenoemde verordering werd herzien en in de districten door het gouvernement bezoldigde geneesheeren werden aangesteld, onder het toezicht van een geneeskundig inspecteur (zie ook GENEESKUNDIGE SCHOOL). Sedert 1873 bezit elke plantage een behoorlijk hospitaal, ingericht naar strenge voorschriften.

Te noemen is hier nog het quarantaine-etablissement op post Leiden (zie QUARANTAINE).

Sedert Sept. 1915 is in Suriname onder leiding van een geneesheer, uitgezonden door de ‘International Health Commission’ van de ‘Rockefeller Foundation’ te Washington, een aanvang gemaakt met de krachtige en stelselmaatige bestrijding van de mijnwormziekte (zie ANCHYLOSTOMIASIS), die onder de Britsch-Indische en Javaansche immigranten en ook onder een groot deel der creolen bevolking veelvuldig voorkomt. In verband hiermede is 20 Mei 1916 door den Gouverneur bij de Kol. Staten eene verordening ingediend houdende bepalingen ter bestrijding dezer ziekte. Volgens de berichten in de Surinaamsche bladen ondervond de behandeling van de zijde der Javanen nog al tegenstand. Zie voorts VOLKSGENEESMIDDELEN.

Curaçao.

Over de ziekenverpleging op de Nederl. Antillen in oude tijden zijn de berichten uiterst schaarsch. In de instructie op 28 Mei 1764 door de Compagnie vastgesteld voor den directeur Jean Rodier, wordt dezen opgedragen - alzoo de Compagnie grotelijks gelegen is aan de Conservatie van Slaven op Curaçao - ‘zich met een gedurige vlijt en naarstigheid [te] appliceeren op het onderhouden van dezelve, met genoegzame Spijs en Drank, mits gaders van de zieken, en het gene tot hunne

ververschinge zal kunne dienen’ Het blijkt evenwel niet welke maatregelen

genomen zijn tot verpleging der zieke slaven. Het is niet waarschijnlijk dat er openbare ziekeninrichtingen voor de slaven op de W.I. Eilanden bestonden.

Een ‘Lands Hospitaal’ had men op Curaçao reeds zeer vroeg, maar daar werden waarschijnlijk geen slaven verpleegd.

Teenstra (de Nederl. W.I. Eilanden, Amst. 1836, I 79), die tusschen 1828 en 1834 de eilanden bezocht, maakt melding van het in het zuidwestelijke gedeelte van Otrabanda, Carthagena of Waterloo genoemd, gelegen civiele en militaire hospitaal voor de zieken van de marine en het garnizoen, alsmede voor vreemdelingen, welke daar wenschten verpleegd te worden. Dit hospitaal was een particuliere woning door het gouvernement voor twee jaren gehuurd. Teenstra spreekt dan van het voormalige landshospitaal dat aan de oostzijde der haven nabij het fort Nassau was gelegen.

Tijdens de pokken-epidemie van 1862 was er oostelijk van Pietermaai een hospitaal voor pokkenlijders, Cher Asile geheeten. Het kol. verslag van 1856 maakt melding van de voltooiing van een succursaal-hospitaal op Mundo Novo, een vlakte in Otrabanda; daarnaast lag het gele koorts-hospitaal. Het nieuwe militair hospitaal Plantersrust, in 1893, tijdens het bestuur van gouverneur Barge voltooid, ligt noordelijk van het Rifwater op een de omstreken beheerschende hoogte, rondom door weelderig groen omgeven. In dit hospitaal, ingericht voor de zieke militairen van leger en vloot en voor de marechaussees, worden wanneer de ruimte dit toelaat, ook burgerpatiënten opgenomen. Het is in paviljoenstelsel gebouwd en voldoet aan de eischen van de moderne wetenschap (zie Van Kol, Naar de Antillen en Venezuela, Leiden 1904).

Ook op St. Martin heeft men een ‘landshospitaal’. In Juli 1914 werd het gouvernements-gebouw op Bonaire, bekend als het ‘voormalig hospitaal’, ingericht tot ziekenhuis, spreekkamer en apotheek van den gouvernements geneeskundige. Ook op Aruba heeft men een klein gouvernements-ziekenhuis. Op de jaarlijksche begrootingen wordt voor elk der eilanden een post uitgetrokken voor verloskundige hulp aan onvermogende kraamvrouwen.

Over het quarantaine-hospitaal op Beekenburg zie QUARANTAINE.

Even als in Suriname was er op Curaçao tot kort geleden geen sprake van krankzinnigenverpleging. De lijders werden eenvoudig ‘bewaard’. In 1870 werd ten noorden van het Rifwater een krankzinningen gesticht gebouwd, waarvan Van Kol in 1903 niet veel goeds wist te zeggen, maar dat in 1905 en 1906 veel verbeterd is door den aanbouw van drie nieuwe paviljoenen en verscheide kamertjes.

Bij verlossingen in de volksklasse wordt grootendeels door inlandsche vroedvrouwen hulp verleend. In 1913 heeft het bestuur aan een geneesheer opgedragen een cursus voor verloskundigen te leiden, ten einde de hulp door deze te verleenen meer betrouwbaar te doen zijn.

Te Willemstad zal een nieuwe zieken-inrichting onder den naam Sanatorium ‘Het Groene Kruis’ opgericht worden. In tegenwoordigheid van het college van regenten is op 28 Jan. 1916 aan de Rembrandtstraat de eerste steen van dit gebouw gelegd.

X.

Roomsch Kath Ziekenverpleging

De oorsprong der tegenwoordige R.K. ziekenverpleging op Curaçao is te zoeken in de R.K. ‘Maatschappij van Weldadigheid opgericht in 1830 voor armen bedeeling, waaruit in 1852 voortkwam de R.K. Begrafenis-Societeit: ‘de Christelijke Weldadigheid voor onvermogenden. Uitgaande van de gezonde gedachte, dat de christelijke weldadigheid grootere ruimte beslaat dan zeven voet lengte en drie voet breedte, de bescheiden omvang van een graf, werd in 1854 deze hulp eveneens uitgestrekt tot de verpleging van arme verlaten zieken door de stichting van een ziekenfonds en de aanstelling van wijkverplegers, om dergelijke zieken aan huis te verzorgen. Wegens onoverkomelijke moeilijkheden aan de uitvoering van het aldus opgezette plan verbonden, werd besloten tot oprichting van een hospitaal, waarvan de eerste oprichtingskosten gevonden werden in een algemeene inzameling en vrijwillige maandelijksche bijdragen en dat, bescheiden ingericht in een huis, gelegen op den berg van Otrabanda, 3 Dec. 1855 geopend werd. Drie zusters

Franciscanessen van de Congregatie van Breda, daarvoor uit het moederland den 22n Oct. van dat jaar overgekomen, belastten zich met de verpleging.

In 1858 werd deze inrichting overgebracht naar een uitgestrekt terrein in dezelfde stadswijk, doch aan het Rifwater gelegen. De oprichter en eerste directeur van dit gasthuis was de Eerw. Heer F.E.C. Kieckens (geb. te Breda 1827), die van 1855 tot aan zijn dood in 1893 met de leiding daarvan belast bleef. Door zijn energie en onvermoeid ijveren en vooral door geheel zijn persoonlijk vermogen. dat zeer aanzienlijk was, daarvoor beschikbaar te stellen, heeft hij bereikt dat dit St Elisabeths-Gasthuis in den loop der jaren zich gestadig uitbreidde. Vooral door de verbouwing van 1905 en 1913-1915 volgens ontwerp en onder leiding van den Eerw.

Pater S. van de Pavert, missionaris van Curaçao, is er een instelling tot stand gekomen, die tot voorbeeld kan strekken. Het hoofdgebouw heeft een gevellengte van 106 Meter met 2 zijvleugels van ieder 37 M. en een van 18 M. lengte; het is ingericht zoowel voor arme als klasse-patienten, en is gunstig bekend uit hoofde van de verpleging en de behandeling. zoodat talrijke zieken uit de omliggende republieken naar Curaçao komen, om er genezing te zoeken. In den loop van 1914 werden in het St. Elisabeths- Gasthuis verpleegd 1316 zieken, waarvan 126 stierven. Het gemiddeld aantal zieken bedraagt 190 à 200. Op 31 Dec. 1914 waren 42 Zusters Franciscanessen aan dit Gasthuis verbonden, daarbij door ± 12 vrouwelijke bedienden ter zijde gestaan.

Reeds tegen het einde der 18de eeuw bestond er op het Rif (een smalle landstrook tusschen het Rifwater en de zee gelegen) een huis waarin van gouvernementswege eenige krankzinnigen en melaatschen verpleegd werden (Zie LEPRA).

Bij een onverwacht bezoek van Gouverneur Van Lansberge in 1856 aan deze inrichting, vond deze den toestand aldaar zóó schandelijk, dat hij het bestuur ervan ontsloeg, en ook dit huis stelde onder het bestuur en de leiding van het St. Elisabeths gasthuis (Gouv. res. van 1 Aug. 1856). In 1870 werd de verpleging van de krankzinnigen en melaatschen gescheiden en de eersten overgebracht naar een afzonderlijke Gouvernements-inrichting gelegen op een terrein Monte Cristo genaamd (ten westen van het gasthuis), onder de leiding der Zusters Franciscanessen, terwijl de lepralijders in hetzelfde huis op het Rif gevestigd bleven met Zusters van dezelfde Congregatie tot verpleegsters. Bij den geweldigen orkaan van 23 Sept. 1877 werd dit huis geheel vernield; de verpleegden werden gered, maar drie Zusters kwamen om 't leven.

In 1880 werd het nog bestaande nieuwe melaatschen-huis, op een verafgelegen terrein, Zaquito genaamd en aan het Rifwater gelegen, betrokken. In het krankzinnigengesticht Monte-Cristo worden gewoonlijk 130 a 140 zieken verpleegd, waarmede 16 zusters en eenige leekenverplegers belast zijn. Het aantal melaatschen schijnt op de drie beneden-windsche eilanden langzaam te verminderen.

Door de zorgen van den Eerw. Pater J. Gijlswijk, pastoor der R.K. parochie Philipsburg op het Ned. gedeelte van St. Martin en de Eerw. Zuster Regina, priorin der Eerw. Zusters Dominicanessen van de Congregatie van Voorschoten, is in 1908 ook op St.

Martin een R.K. Ziekenhuis, het St. Rosa Hospitaal, opgericht. Met de verpleging der zieken zijn de Zusters Dominicanessen belast. In 1910 onderging het gebouw een aanmerkelijke vergrooting.

Litt: P. Fr. Jac. van Baars. Geschiedenis van het St. Elisabeths-Gasthuis te Curasao, 1855-1905 en Amigoe di Curaçao, passim. - Een artikel: ‘Een voor de wereld verborgen leven’, in de St. Dominicus-Penning, no. 40. - The Catholic Encyclopaedia, New.

York 1908. Vol. IV. - Katholieke Missie in West-Indië, door

P.A. Euwens (Het Katholiek Nederland 1813-1913, Nijmegen 1913 I.).
P.A. Euwens.