Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Antillen

betekenis & definitie

De Karaïbische Zee wordt in het oosten en noorden afgesloten door een deel der W.-I.-eilanden, n.l. in het oosten door den boog der Kleine Antillen en in het noorden door drie der Groote Antillen: Puerto Rico, Haïti en Jamaica. Van de Kleine Antillen behooren aan Nederland de eilandjes St.

Eustatius en Saba, half zoo groot als Wieringen, en het zuidelijk deel van St. Martin, in zijn geheel iets kleiner dan Vlieland, liggende in het gedeelte van de eilanden-groep dat men de bovenwindsche eilanden of eilanden boven den wind heet; in het deel van deze groep dat als benedenwindsche eilanden of eilanden beneden den wind bekend is liggen de tot Nederland behoorende eilanden Aruba, iets kleiner dan Texel, Curaçao, nog niet een derde van de grootte van Zeeland, en Bonaire, zoomede de eertijds Nederlandsche thans Britsche Aves-eilanden. De Nederlandsche kleine Antillen liggen in het gebied van den noordoostpassaat en ten noordoosten van de groep van Curaçao, vandaar dat zij behooren tot de zoogenaamde eilanden boven den wind, in de beteekenis van: aan de zijde vanwaar de wind komt. De eilanden voor de kust van Venezuala behooren uit dien hoofde tot de benedenwindsche eilanden. Zie verder op de namen der eilanden en bij AARDKUNDE.