Gepubliceerd op 20-01-2021

Droom

betekenis & definitie

(somnium) onwillekeurig spel der verbeelding gedurende den slaap, reeks van denkbeelden, opgewekt door een gewaarwording in den slaap; droomen: min of meer bewustelooze werkzaamheid van den geest gedurende den slaap, een droom hebben. Het droomen kan een ziekelijke hoogte bereiken, wanneer het te veelvuldig, te levendig, te opwekkend of te neerdrukkend plaats heeft; steeds verliest de slaap door het droomen een deel van zijn verkwikkenden invloed.

Er is wellicht geen mensch die zich niet herinnert nu en dan eens te hebben gedroomd, terwijl het onzeker is of slaap steeds van droomen vergezeld gaat; vele physiologen nemen aan dat er zelfs in den diepsten slaap droomen voorkomen en tegen de stelling dat de hersenen gedurende den slaap altijd werkzaam zijn (zij het niet in die mate en niet in zoo groote saamwerking der deelen als in wakenden toestand) zijn weinige andere argumenten ingébracht dat dat men zelden eenig bewustzijn heeft gedroomd te hebben en dat vele menschen verklaren nimmer te droomen; deze argumenten worden echter verzwakt door het feit dat slaapwandelaars, die niet alleen droomen, maar hun droom ook ten uitvoer brengen, dikwijls op verwonderingwekkende wijze zich niet het minst iets uit hunne droomen herinneren, waaruit blijkt dat het vergeten van een droom geen bewijs is van een droomloozen slaap. Slechts zelden herinnert men zich gedroomd te hebben; alleen levendige of in een onvolkomen halfslaap plaats gehad hebbende droomen blijven als meer of minder duidelijke herinneringen in het geheugen achter. Het droomen behoort tot de normale levensverschijnselen. Vóór het inslapen, welks juiste tijdstip geen geheugen ooit heeft kunnen vasthouden, nog vóór het eigenlijk droomen kan aanvangen, doen zich voor den geest dikwijls onbestemde omtrekken van in elkander vloeiende of op zichzelf staande en onsamenhangende beelden voor. De eigenlijke droom echter bestaat uit een reeks saamhangende voorstellingen, waarbij het schijnt alsof de zintuigen werkelijk hunne functie vervulden, en men inderdaad hoorde, zag, voelde, proefde ; dikwijls neemt men, na een zeer levendigen en helderen droom, een affectie der oogen, een klank in het oor, een ongewone smaak in den mond enz. waar. Het is echter niet aan te nemen dat deze gewaarwordingen door de zintuigen het voorstellingsvermogen bereiken; de opwekking er van moet veeleer aan de hersenen zelf worden toegeschreven, evenals b.v. hallucinaties; in beide gevallen worden de hersen-reflexwerkingen niet gecontroleerd door zintuigs-reflexwerkingen gelijk in den wakenden toestand het geval is. In wakenden toestand levert de buitenwereld den geest grootendeels de stof voor zijn werkzaamheid; de indrukken op de zinnen vormen de stof voor de voorstellingen, waarin dan het verstand eenheid, orde en samenhang brengt; in den slaap daarentegen laat het ordenende en vereenigende verstand zich niet gelden, en de phantasie verwerkt de zielsindrukken zonder samenhang en onwillekeurig. Het feit, dat de gewaarwordingen subjectief kunnen zijn, dat zij zoowel uit inwendige als uitwendige prikkels kunnen geboren worden, en dat steeds gewaarwordingen ontstaan moeten als de gewaarwordingscentra of -middelpunten opgewekt worden, geeft den sleutel tot het wezen van den droom in de hand, en verklaart ook de mogelijkheid van het wakend droomen, wanneer aan de phantasie vrij spel wordt gelaten. De toegangen der zinnen zijn gedurende den slaap gesloten, maar de gewaarwordingsmiddenpunten kunnen van binnen uit bereikt worden. De wet der gevoeligheid waardoor iedere gewaarding zich ontlaadt hetzij in eene reflexwerking of in een refiexgevoei (of in beide tegelijk), en waardoor ieder middenpunt, als het eenmaal geprikkeld is, onvermijdelijk een ander moet prikkelen, geeft de verklaring er van, waarom subjectieve gewaarwordingen in den slaap of wakende kunnen ontstaan, en waarom zij de hersenen tot werkzaamheid moeten prikkelen Bovendien zijn de toegangen der uitwendige zinnen niet geheel gesloten gedurende den slaap ; en een geluid zal door den slaper, ofschoon slechts zwak, gehoord worden; een licht zal door hem gezien, of eene aanraking gevoeld worden. Deze doffe gewaarwordingen worden in zijne droomen terug gekaatst. De koude pan een aanraking zal hem misschien doen droomen dat hij een lijk heelt aangeraakt; het rammelen der vensterramen zal hem aan een storm of een veldslag doen denken. De ondervinding bevestigt wat den droom betreft de stelling, dat de gedachtenreeks kan en moet worden bepaald door eene of andere gewaarwording, die in den slaap gevoeld wordt; maar aangezien deze gewaarwording niet met de werkelijke oorzaak er van kan vergeleken worden, aangezien de andere bronnen om zich van hare waarheid te verzekeren gesloten zijn, die in wakenden toe stand in staat stellen eene bijzondere gewaarwording met eene bijzondere zaak in verband te brengen, zijn de waarnemingen en denkbeelden, waartoe zij aanleiding zal geven, gemeenlijk onnauwkeurig eu zonder samenhang. Wakker zijnde en brandlucht waarnemende ziet men dadelijk rond om er de oorzaak van te ontdekken; slapende deze lucht waarnemende kan men de gewaarwording niet op deze wijze met hare oorzaak vergelijken; maar de gewaarwording geeft aanleiding tot eene gedachtenreeks, en men droomt b.v. dat het huis in brand staat; de gewaarwording doet alzoo een reeks denkbeelden ontstaan en deze vormen te samen den droom. In het oog houdende dat de zenuwcentra onophoudelijk tot werkzaamheid moeten worden aangezet, hetzij door de onvolkomen gesloten wegen der zintuigen, hetzij door de lichaamsgewaarwordingen, en dat deze middelpunten, eenmaal opgewekt zijnde, noodwendig op elkander moeten inwerken, en verder nagaande dat de werkzaamheid der gewaarwordingen en denkbeelden gedurende den slaap in de zeer verschillende omstandigheden, en in zeer verschillend onderling verband plaats grijpen, wordt zoowel het onsamenhangende als het saamhangende der droomen, de volkomen regelmatigheid van zekere gedachtenreeksen te midden van de grootste ongerijmdheden, verstaanbaar. De samenhang der droomen is het gevolg van de opeenvolging van bij elkander behoorende denkbeelden; de gedachtenreeks neemt tamelijk wel den loop dien zij in wakenden toestand zou nemen; bijaldien het verstand geen controle hield door de werkelijkheid te raadplegen (zooals bij een mijmering). Het gebrek aan samenhang is het gevolg daarvan dat de gedachtenreeks wordt afgebroken of afgeleid van haar loop door het opkomen van een nieuwe reeks gedachten, hetzij die onstaat door de wetten der associatie, of door den prikkel van eene of andere nieuwe gewaarwording ; en omdat in den droom, evenals in de mijmering, niet wordt stilgestaan bij bepaalde opkomende denkbeelden, maar men werktuigelijk het eene snel het andere laat opvolgen, geeft men weinig of geen acht op de ongerijmdheden die erin voorkomen. In de droomen wordt geene waarneming vergeleken met werkelijke voorwerpen; geene denkbeelden worden vergeleken met dingen die op het oogenblik aanwezig zijn. De golven van gewaarwording en gedachten volgen elkander op, en worden afgebroken, verbroken, afgeleid door de versche stroomen van gewaarwording die bestendig voortvloeien uit de veranderende toestanden van het lichaam.

Bij het wakend droomen is de wil steeds nog eenigermate werkzaam, zoodat de gedachtengang willekeurig kan worden onderbroken, of teruggevoerd naar eenig punt van uitgang, wat bij het slapend droomen niet het geval is ; de verbeelding neemt en verwerkt bij het slapend droomen haar stof geheel zonder inwerking van den wil, herhaalt ondervonden of bijgewoonde tooneelen, vereenigt verschillende scènes tot een nieuw beeld. Steeds echter is deze stof ontleend aan het geheugen of aan gewaarwordingen waarvan het individu door zijn zintuigen vatbaar is of was, zoodat b.v. blindgeborenen niet van iets zichtbaars en doofgeborenen niet van iets hoorbaars kunnen droomen.

Hoe minder vast de slaap is, des te meer nadert het droomleven den wakenden toestand en wordt de samenhang van den droom ordelijker; in den uitersten graad van helderheid v/d droom schijnt de geest zijn arbeid waarmee hij in wakenden toestand vervuld was, met gelijke kracht voort te zetten ; zelfs zouden vraagstukken der philosophie, der physiologie, der poëzie enz. in den droom opgelost zijn ; echter zijn deze bijzonder heldere droomen kenteekenen van een overspannen zenuwstelsel, en algemeen wordt aangenomen dat een betrekkelijk droomlooze, of met bijzonder onsamenhangende en ongerijmde droombeelden gevulde slaap de gezondste en meest verkwikkende is.

Het heeft lang een strijdvraag uitgemaakt, of alle droomen hun ontstaan danken aan een prikkeling op de zintuigen, of dat zij uitsluitend door inwendige werkzaamheid der verbeelding worden teweeggebracht (associatiedroomen); de moderne psychologie helt meer tot de eerste opvatting over, en beschouwt den droom dientengevolge als een illusie (zie aldaar), niet als een hallucinatie.

De spierbeweging vindt bij het droomen in de zwakte van de macht van den wil over de spieren een belemmering, doch kan niettemin in verschillende graden optreden, van de geringste bewegingen tot aan het slaapwandelen, met verrichting van meer of minder gecompliceerde handelingen (zie Somnambulisme). Kenmerkend voor den droom is het vermogen der ziel om eigen scheppingen voor die van een ander te houden, en aldus haar eigen subjectieve werkzaamheid te objectiveeren. Ook gaat de droomende gewoonlijk niet van zijn eigen persoonlijkheid uit, en beëindigt zelts den droom bijna willekeurig, wanneer de ongerijmdheid der droombeelden de oordeelskracht te zeer beleedigt. Niet zelden ook vereenigt zich de werkzaamheid der phantasie met de werkzaamheid des verstands tot een gedachteproces waartoe de geest in wakenden toestand niet in staat is; terwijl de invloeden der buitenwereld op de zinnen in wakenden toestand onze voorstellingen regelen, belemmeren zij die voorstellingen tegelijkertijd door rekening te doen houden met ruimte en tijd; in den slaap echter dwaalt de gedachte ongebonden rond en schept zich voorstellingen en combinatiën die zij in wakenden toestand niet deelachtig zou zijn geworden; zoo ontstaan visioen-, inspiratie- en divinatiedroomen Het droomdenken berust geheel op dezelfde wijze als het wakend denken op de wetten der ideeën-associatie (zie aldaar); evenwel ontberen de droomvoorstellingen de controle der logika; ook wordt de eenheid van tijd en .plaats meestal niet bewaard, en in snelle wisseling wordt in den droom dikwijls het meest zinnelooze en ongewone met elkander verbonden. Als ziekelijke droomtoestanden zijn te beschouwen het opschrikken in den slaap, de nachtmerrie en de hallucinaties.

Dat ook dieren, ten minste de hooger georganiseerde, droomen, schijnt uit verschillende bewegingen in den slaap te mogen blijken.

Omtrent de beteekenis, oudtijds aan droomen gehecht, zie Divinatie.

< >