Gepubliceerd op 18-03-2021

Slaap

betekenis & definitie

Sommis, een bij regelmatige tusschenpoozen terugkeerende toestand, gedurende welken alle van den wil afhankelijke werkzaamheid van het lichaam, iedere uiting van het bewustzijn ophoudt, terwijl de onbewuste en onwillekeurige verrichtingen (bloedbeweging, ademhaling, spijsvertering) nog doorgaan. De S. schijnt te berusten op uitputting, inz. van de centraalorganen van het zenuwstelsel en van deze uitputting schijnt het organisme zich in den slaap te herstellen.

De hersenen worden gedurende den S. uiterst spaarzaam van bloed voorzien, en alles wat de hersenen bloedarm maakt, werkt slaapverwekkend; daarentegen wordt de S. verdreven door alles, wat bloedsaandrang naar de hersenen veroorzaakt. Voor het wakker-blijven schijnt het noodig dat voortdurend zintuigelijke indrukken naar de hersenen gaan; afwezigheid dier indrukken begunstigt het inslapen; dit laatste zelf kan niet door de herinnering worden vastgehouden — men herinnert zich nimmer het oogenblik waarop men insliep. Tijdens den slaap staken alle zintuigen de hun eigene verrichting, het vermogen tot willekeurig handelen is opgeheven, en de stofwisselingsprocessen hebben een langzamer verloop. De nog voorhanden reactie op uitwendige prikkels is in het algemeen niet toe te schrijven aan een nog overgebleven weinig je vermogen tot bewust handelen, maar draagt het kenmerk van het onwillekeurige en stemt ten volle overeen met wat men weet van de reflexbewegingen. De geheele psychische werkzaamheid vermag zich slechts te openbaren in den vagen, onvolkomen vorm van den droom (zie ald.). Het langst blijft het insluimerend organisme gevoelig voor gehoorindrukken, en bij het wekken van een slapende wendt men zich in den regel ook het eerste tot zijn gehoor (door roepen als anderszins). De oogleden zijn tijdens den slaap gesloten, de pupillen zijn nauwer, de oogbollen draaien zich bovenwaarts, ademhaling en pols gaan langzamer dan tijdens het wakker-zijn, de voortbrenging van warmte vermindert en de lichaamstemperatuur neemt daardoor af (vandaar de behoefte aan verwarmende bedekking). Bij het ontwaken is het hongergevoel minder levendig dan bij een even lang vasten in wakenden toestand, de zinnen zijn gescherpt, de geest is verhelderd en men voelt zich verkwikt en in staat tot nieuwen lichamelijken of geestelijken arbeid. De eerste slaap is het diepst en rustigst, in het latere stadium keert de gevoeligheid der zintuigen allengs terug, tot ten slotte een in- of uitwendige oorzaak, een geluid, een lichtstraal of een aanraking den slapende ontwaken doet. Ook het plotseling ophouden van gewone prikkels kan ontwaken ten gevolge hebben; de molenaar schiet uit zijn slaap op wanneer het gedruisch van het molenwerk eensklaps ophoudt, de machinist wanneer de machine wordt stop gezet. De behoefte aan slaap verschilt met den leeftijd en hangt ook in hooge mate af van gewoonte, temperament en lichaamsbouw. Zuigelingen hebben de meeste behoefte aan slaap; de gezonde volwassen mensch kan volstaan met acht uur slaap per etmaal. Het best en verkwikkendst slaapt men bij matige vermoeidheid; oververmoeienis en inspanning die de phantasie levendig doen nawerken hebben niet zelden slapeloosheid (asomnia, agrypnia) tengevolge. De natuur heeft als tijd om te slapen kennelijk den nacht bestemd, en wijl in den 8. alle bewustheid is opgeheven, is voor veilig en rustig slapen de liggende houding de eenige mogelijke.