Gepubliceerd op 06-12-2018

ZWERVEN

betekenis & definitie

ZWERVEN, (zwierf, heeft gezworven), omdolen, zonder vaste woonplaats zijn: een zwervend leven leiden; de Israëlieten zwierven 40 jaren in de woestijn; hij heeft lang op zee gezworven;

— omdolen, doelloos rondloopen: sommige ouders laten hunne kinderen op straat zwerven;
— vertoeven: waar hebt gij dezen nacht gezworven?, waar zijt gij geweest?;
— (fig) in luidruchtige vroolijkheid langs de straat loopen;
— zich nu hier dan daar begeven;
— (van vogels) niet op een bepaalden tijd, ook niet in eene bepaalde richting trekken. ZWERVING, v. (-en), het zwerven.

< >