Gepubliceerd op 24-02-2020

Zorg

betekenis & definitie

Het begrip zorg heeft 3 verschillende betekenissen:

1. zorg - ZORG - 1. ZORG, v. (-en), ongerustheid dat iets verkeerd zal uitkomen, afloopen, dat eenig ongeluk zal treffen: in zorg verkeeren omtrent een zieke;
— (spr.) de slaap verdrijft de zorgen;
— heb daar maar geene zorg over, wees daarin gerust;
— zij heeft geene zorg voor niets, zij is erg zorgeloos;
— die kennen geene zorg, alles gaat hun naar wensch;
— een zieltje zonder zorg, een zorgeloos mensch, die zich nergens iets van aantrekt;
— pogingen die men aanwendt om een gevreesd onheil, ongeluk, tegenspoed af te wenden, te voorkomen: veel zorg aan iets besteden; dat is met zorg gemaakt, zorgvuldigheid;
— de moederlijke zorg (bezorgdheid) moest hij vroeg ontberen, hij verloor vroeg zijn moeder;
— ik neem de zorg daarvoor op mij, ik zal daarvoor wel zorgen;
— de zorg voor zijn gezin, het streven dat alles goed gaat, (ook) dat het noodige onderhoud er is;
— zij zitten al vroeg in de zorg, weten haast niet. hoe aan de noodige middelen te komen;
— hoe meer goed, hoe meer zorg;
— zijne kinderen aan iemands zorgen toevertrouwen, toezicht, bewaking, oppassing;
— (gemeenz.) (dat is) mij (ook) eene zorg, ik geef daar niets om.

2. zorg - ZORG, v. (-en), (fig.) leuningstoel, zorgstoel: ga in de zorg zitten.

3. zorg - ZORG, m. en v. iem. die zeer bezorgd is: mijne oudste zuster was eene rechte zorg;
— (ook) trouwe dienstbode.