Gepubliceerd op 06-12-2018

ZONNEVISCH

betekenis & definitie

ZONNEVISCH, m. (...sschen), (nat. hist.) zekere visch (zeus faber), tot de familie der makreelen behoorende, die eene lengte van 1,2M. bereikt; in de Middellandsche Zee, is hij vaak goudgeel, vandaar zijn naam; ook haringkoning geheeten;

...VLEK, v. (-ken), donkere vlak die men op de zon waarneemt;
...VLECHT, v. eene zenuwvlecht in den omtrek des onderbuiks;
...VOGEL, m. (-s), paradijsvogel;
...VRUCHT, v. (-en), (plantk.) zekere Mexicaansche plant van ’t lindengeslacht (heliocarpus) waarvan de zaden met stralen bezet zijn als eene zon;
...VUUR, o. zonnehitte;
...WACHTER, m. (-s), (waterb.) hoofd- of frontmuur eener sluis; (ook) stempel tusschen de vleugels eener sluis;
...WAGEN, m. (fab. en dicht.) wagen van den zonnegod;
...WARMTE, v.;
...WEG, m. (sterrenk.) ecliptica;
...WENDE, v. (plantk.) kreeftkruid; wrattenkruid;
...WIJZER, m. (-s), eene oppervlakte waarop lijnen zoodanig zijn getrokken, dat de schaduw van eene stift, op die oppervlakte geplaatst, het uur aangeeft naarmate zij langs eene dier lijnen valt.

< >