ZONDVLOED, m. geweldige, groote vloed die, volgens het Bijbelverhaal, ten tijde van Noach de wereld met al wat er op was verzwolg wegens het zondige leven der menschen; alleen de Arke Noachs bleef gespaard;
— (scherts.) dat is nog van vóór den zondvloed, nog zeer ouderwetsch.