Het begrip vieren heeft 2 verschillende betekenissen:
1. vieren - VIEREN - (vierde, heeft gevierd), in rust, feestelijk doorbrengen ; den Zondag, iemands verjaardag, een feestdag vieren; bruiloft vieren,
— toegeven, ontzien; een zieke vieren;
— vereeren, eer bewijzen aan: Vondel vieren; zijn naam wordt bij zijn volk hoog gevierd; de gevierde (geprezen) kunstenaar;
— loslaten, laten uitloopen : een touw, een vlieger vieren; (zeew.) den kabel vieren, uitpalmen;
— (aan) zijne hartstochten, zijne lusten botvieren, den vrijen teugel laten. VIERING, v. het vieren.
2. vieren - VIEREN - (vierde, heeft gevierd), (zeew.) vuren, opsteken, lantaarns uithangen;
— (gew.) het viert in het Westen, het weerlicht.