VERLENGEN - (verlengde, heeft verlengd), langer maken: eene lijn, een weg verlengen;
— langer doen duren: zijn verblijf, een reisje verlengen; eene geregelde levenswijze verlengt ons leven;
— (fig.) een wissel verlengen, den termijn van betaling opschorten, prolongeeren. VERLENGING, v. (-en), het verlengen (in alle bet.); (kooph.) prolongatie (eens wissels).