Gepubliceerd op 06-12-2018

UITWERKEN

betekenis & definitie

UITWERKEN - (werkte uit, heeft uitgewerkt), met moeite naar buiten brengen: eene kist de deur uitwerken;

uitsnijden : een stuk hout met een mes uitwerken; het uitgewerkte gevest van een degen; den hoef van een paard uitwerken, uitsteken;
— voltooien, uitvoerig bewerken: de punten voor een opstel, een leerplan uitwerken; met uitgewerkte plannen voor den dag komen; die schilder kon dit wat meer uitwerken, fijner, nauwkeuriger aangeven;
— sommen uitwerken, becijferen, oplossen;
— een boek uitwerken, uitstudeeren;
— een rekenboek, een boek over wiskunde uitwerken, al de daarin voorkomende voorstellen oplossen;
— uitwerking hebben: dat geneesmiddel werkt niet veel uit;
— bewerken, gedaan krijgen, invloed hebben : hij kan daar niets uitwerken;
— uitgisten (van bieren en wijnen);
— (zeew.) tegen stroom of wind uitlaveeren; voor het tij uitwerken, zich in beweging stellen (van een schip), voordat eb of vloed zich doet gevoelen. UITWERKING, v. (-en), gevolg, invloed.