Synoniemen zoeken
Synoniem van uitwerken
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Uitwerken
Iets teweeg, tot stand, ten uitvoer brengen, een denkbeeld, een ontwerp verwezenlijken. Veroorzaken is iets doen plaats hebben of doen ontstaan, er oorzaak van zijn (zie Beweegreden). Teweegbrengen wordt meer gebruikt van iets in beweging brengen, dus eene werking of handeling veroorzaken. Bewerken geeft te kennen het planmatig voorbereiden van dat¬gene wat bepaalde gevolgen moet hebben, dat dus iets veroorzaken moet of teweegbrengen zonder dat nog de bewerker zelf aan het veroorzaken of teweegbrengen behoeft deel te nemen, wat bij uitvoeren bepaald op den voorgrond staat; hij die uitvoert behoeft nog niet de bewerker te zijn. Bewerkstelligen drukt meer de daad der verwezenlijking uit, terwijl men bij uitwerken de gevolgen op het oog heeft. Wie de bewerkers van den Fransch-Duitschen oorlog geweest zijn, ligt nog in het onzekere; maar die hem veroorzaakt hebben, zijn de luchthartige Fransche ministers door hunne roekelooze oorlogsverklaring. Had Mac-Mahon geen uitvoering gegeven aan het gewaagde plan van Palikao om Metz te ontzetten, de Duitschers zouden de insluiting van Parijs niet hebben kunnen bewerkstellingen. Welke groote achting men Thiers ook toedroeg, zijne rondreis aan de Europeesche hoven in 1870 heeft weinig uitgewerkt. Volbrengen en volvoeren zien op de algeheele uitvoering, waardoor iets tot volkomenheid, althans tot voleindiging wordt gebracht. Mijne taak is volbracht.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
uitwerken
uitwerken - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-wer-ken
1. preciezer maken, meer gegevens noemen
♢ je moet dit verhaal nog wat verder uitwerken
2. geen effect meer hebben
♢ het medicijn is uitgewerkt
Regelmatig werkwoord: uit-wer-ken
ik werk uit (... ik uitwerk)
jij/u werkt uit (... jij uitwerkt)
hij/zij werkt uit (... hij uitwerkt)
wij/zij/jullie werken uit (... wij uitwerken)
ik/jij/u/hij/zij werkte uit (... ik uitwerkte)
wij/zij/jullie werkten uit (... wij uitwerkten)
hij heeft uitgewerkt
de/het/een uitgewerkte ....