UITADEMEN - (ademde uit, heeft uitgeademd), den adem weder laten uitgaan na ingeademd te hebben; (fig.) sterven, met den adem van zich geven: den laatsten ademtocht uitademen;
— uitwasemen : de bloemen ademen liefelijke geuren uit. UITADEMING, v. het uitademen;
—, (-en), het uitgeademde.