Strijden - (streed, heeft gestreden), vechten, kampen, oorlog, strijd voeren : voor de vrijheid, voor het vaderland strijden ; tegen den vijand dapper strijden;
— ik zal er altijd voor strijden, mij er voor inspannen, het te doen zegevieren;
— (fig.) twisten, in tegenspraak zijn met: over de beteekenis van een woord, eene uitdrukking strijden;
— aandruischen tegen, niet overeen te brengen met: dat strijdt met de goede zeden, met de eerbaarheid ; dat gezegde strijdt met zijn anders zoo zacht gemoed ;
— tegenspreken, kibbelen: hij wil altijd strijden; strijd nu maar niet: het is zoo, zooals ik u zeg ;
— (fig.) de strijdende kerk, evangelische naam, dien de R.-K. aan hun kerkgenootschap geven ;
— een onaangenaam wee gevoel geven, dat aan misselijkheid grenst: het vet strijdt me, ik kan dat niet verdragen.
