Werkwoorden vervoegen
strijden
Tegenwoordige tijd strijden
Ik strijd
Jij strijdt
strijd
U strijdt
Hij/Zij/Het strijdt
Wij strijden
Jullie strijden
Zij strijden
Verleden tijd van strijden
Ik streed
Jij/U streed
Hij/Zij/Het streed
Wij streden
Jullie streden
Zij streden
Voltooid deelwoord van strijden
gestreden
Tegenwoordig deelwoord van strijden
strijdend