SPLINTER - m. (-s), afgesprongen of ingedrongen deeltje hout of been enz.; een splinter in de hand krijgen, hebben; dat hout is aan splinters gebroken, gesneden; beensplinter;
— (spr.) (bijb.) den splinter in eens anders oog zien en niet den balk in zijn eigen, de kleinste gebreken in een ander opmerken en voor zijn eigene veel grootere blind zijn. SPLINTERTJE, o. (-s).