SNORREN - (snorde, heeft en is gesnord), een snorrend en brommend geluid geven : de pijl snorde van den boog; het snorrend spinnewiel;
— opzoeken : wat snor je toch ?;
— een koetsier laten snorren, laten rondrijden om te zien of hij een vrachtje kan vinden;
— iem. snorren, in een snorder ergens heen brengen. SNORRING, v. het snorren, gesnor.