snorren
1) (19e eeuw) (inf.) speuren; (op)zoeken; pakken. Syn.: op snor gaan. • "Als je wilt, is er genoeg te vinden," lachte de schipper weer. "Bij den smid, bij den loodgieter, bij den timmerman, overal is wel wat te snorren, als je maar goed uit je ogen kijkt en voorzichtig te werk gaat." (C. Joh. Kieviet: De zoon van Dik Trom. 1907) • Ik za...