Het begrip slok heeft 2 verschillende betekenissen:
1. slok - SLOK - m. (-ken), het slokken, of slikken: in een paar slokken had hij het glas leeg;
— keel, nauw gedeelte van iets : de slok van een schoorsteen;
— zooveel men in eens doorslikt, teug : in drie slokken had hij het glas melk leeg; groote slokken nemen;
— borrel: daar kan een slok op staan, dit is wel waard, dat men er een glaasje jenever op drinkt; dat scheelt een slok op een borrel, dat scheelt veel. SLOKJE, o. (-s), kleine slok;
— borreltje: hij houdt wel van een slokje, hij lust graag jenever.
2. slok - SLOK - m. en v. (-ken), slokop.