Wat is de betekenis van Slokop?

2024-04-26
Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Slokop

zie: massagraf, meugveel

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLOKOP

m. en v. (-pen), die veel in eens eet, die grote happen neemt; gulzigaard, vraat.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slokop

m. en v. slokoppen (onverzadigbare gulzigaard, veelvraat).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slokop

('op) (-pen) 1. m. en v. Eig. persoon die veel opslokt. Syn. ➝ gulzigaard. 2. m. Metf. wijd straatriool.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLOKOP

SLOKOP - m. en v. (-pen), die veel in eens eet, die groote happen doet; gulzigaard.

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)