Gepubliceerd op 06-12-2018

SIGAAR

betekenis & definitie

SIGAAR - v. (sigaren), rolletje tabak, tot rooken bestemd: eene sigaar opsteken, ze aansteken en oprooken;

hij heeft altijd eene sigaar in den mond, hij rookt voortdurend sigaren;
— onder eene fijne sigaar iets bespreken, onder het rooken van eene fijne sigaar ;
— wat den vorm eener sigaar heeft, er op gelijkt: chocoladesigaret ;
— bloemaar der lischdodde. SIGAARTJE, o. (-s).