Wat is de betekenis van Sigaar?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

sigaar

Het begrip sigaar heeft 4 verschillende betekenissen: 1) rookartikel. rookartikel dat bestaat uit een kegelvormige rol tabak, die gewikkeld is in een bruin dekblad. 2) iets wat de vorm van een sigaar heeft. dat wat de vorm van een sigaar heeft; iets wat op een sigaar lijkt. Vaak, maar niet uitsluitend, in toepassing op voertuigen,...

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

sigaar

1) (1952) (mar.) onderzeeboot. Vanwege de vormgelijkenis. Een 'feestsigaar' is een raket. • De traditionele enkelvoudige cylindervorm, een lange sigaar, waarvan beide uiteinden zijn toegespitst is vervangen door een drie cylindertype. Van bovenaf gezien bestaat de nieuwe onderzeeboot uit één lange cylinder. (Limburgsch dagblad, 0...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sigaar

sigaar - Zelfstandignaamwoord 1. in dekblad gerolde tabak Verwante begrippen stinkstok, sigaret, tabak

2024-04-28
Jargon & Slang van Politici

Marc De Coster (2017)

Sigaar

Sigaar - een sigaar uit eigen doos presenteren: een koekje van eigen deeg (aan de politieke tegenstander) geven; iets schijnbaar schenken aan iemand dat ten slotte toch zelf door deze persoon betaald moet worden. Intussen presenteerde Van der Linden volgens hem de burger wel sigaren uit eigen doos. - NRC Handelsblad 1.7.1988 Verlaging van het topta...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

sigaar

sigaar - zelfstandig naamwoord uitspraak: si-gaar 1. rolletje van tabaksblad, dat je kunt roken ♢ deze zakenman rookt altijd dikke sigaren 1. sigaren uitdelen [berispingen en straffen] ...

2024-04-28
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Sigaar

1. de-, het slachtoffer, de dupe; ergens de schuld van krijgend; erbij; gesnapt. Sinds het begin van deze eeuw (Stoett citeert een operette van H. Bouber, ‘De Jantjes’, waarin deze uitdr. voorkomt). Wellicht heeft sigaar hier de slangbet. ‘mannelijk lid’. Vgl. in dezelfde zin de lui; de piel; de pineut; de pisang. De meeste mensen blijven dan staan...

2024-04-28
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Sigaar

In: een sigaar uit eigen doos presenteren. 1. Men trakteert de politieke tegenstander op een koekje van eigen deeg. 2. Men maakt tegenover een ander een royaal gebaar waarvan die ander zelf de kosten draagt.

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

sigaar

In de uitdr. de sigaar krijgen, ook: een sigaar roken, smoren e.d., een standje krijgen, op zijn donder krijgen enz. Als de klant niet tevreden is, krijgt de maître d’hôtel de sigaar, met het keukenpersoneel heeft hij niets te maken, V.D. VELDE 1964, 57.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

sigaar

(de, sigaren), (ook:) kleinste standaardhoeveelheid marihuana (ca. 5 g), verpakt in een wikkel. - Etym.: Er is enige gelijkenis met een ‘sigaar’. - Syn. wikkel. Zie ook: lai. Opm.: Het is een nieuw woord, voornamelijk gebr. door gebruikers van marihuana.