Gepubliceerd op 06-12-2018

SCHRIK

betekenis & definitie

SCHRIK - m. (-ken), eene ternederdrukkende werking, welke de geest door plotselinge waarneming van met gevaar dreigende dingen of toestanden ondervindt, ontsteltenis, ontroering: een schrik ontwaren, gevoelen, ondervinden; door schrik bevangen worden ; van schrik beven ; schrik verspreiden;

— met den schrik er af komen, vrijkomen, geene andere nadeelen ondervinden ;
— met schrik wakker worden, door plotseling aan iets te denken ;
iem. een schrik (afschrik) voor het kwade inboezemen;
— (fig.) die schrik verspreidt: de leeww is de schrik der wouden;
— groote geweldenaar, veroveraar: hij is de schrik der volken, der vijanden. SCHRIKJE, o. (-s), een kleine schrik.