Synoniemen zoeken
Synoniem van schrik
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
schrik
schrik - plotselinge, kortstondige angst ten gevolge van een sterke indruk, een onverwachte (bedreigende) gebeurtenis, of naar aanleiding van een plotselinge, beklemmende gedachte. Ontsteltenis doet zich voor naar aanleiding van een voorval, een opmerking van iemand anders en dergelijke. Hevige schrik noemt men ook ontzetting.
Zie: verwarring; vrees.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Schrik
Schrik is een plotseling opkomend gevoel van angst en vrees voor mogelijk of dreigend kwaad. Afschrik ontstaat door den afkeer dien men gevoelt van iets, dat onze gevoelszenuwen onaangenaam aandoet en ons met afgrijzen vervult. Hij heeft een schrik voor de politie. Heeft hij dan geen afschrik van stelen en bedriegen?
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
schrik
schrik - zelfstandig naamwoord
1. plotselinge angst of geschoktheid
♢ hij beefde van schrik toen de bom ontplofte
1. de schrik zit hem nog in de benen
[hij is nog niet over zijn angst heen]
2. de schrik sloeg haar om het hart
[ze schrok, ze werd bang]
3. hij kreeg de schrik van zijn leven
[hij schrok heel erg]
4. met de schrik vrijkomen
[niet gewond raken, alleen geschrokken zijn]
5. het besterven van schrik
[heel erg schrikken]
6. hij is de schrik van de buurt
[iedereen is bang voor hem]
2. persoon of zaak die de mensen angst aanjaagt
♢ deze jongen is de schrik van het dorp
Zelfstandig naamwoord: schrik
de schrik