Schielijk - bn. bw. (-er, -st), snel, spoedig, haastig: schielijk loopen, spreken, eten;
— overhaast: schielijk koken, werken;
— plotseling: een schielijke dood;
— (muz.) presto. SCHIELIJKHEID, v. spoed, haast, vaardigheid.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: