Gepubliceerd op 29-11-2018

Schemeren

betekenis & definitie

Schemeren - (het schemerde, heeft geschemerd), een flauw, half licht verspreiden : de morgen, de avond schemert al; het licht schemerde nog een weinig; de maan schemerde nog eventjes;

— nog een weinig donker zijn, reeds duister worden: het schemert nog;
— onduidelijk, als door een floers zien : het schemert mij voor de oogen; dat sterke licht doet mijne oogenschemeren, zoodat ik bijna niet zien kan;
— (fig.) het schemert hem niet (voor de oogen), hij is recht bij de hand, hij is slim genoeg;
— er schemert mij iets van voor den geest, ik herinner het mij zeer flauw;
— er schemert geen straal van hoop meer, alle hoop is vervlogen;
— zijne bedoeling schemert duidelijk genoeg door zijn stilzwijgen heen, is duidelijk op te merken;
— in de schemering zitten : een uurtje ’s avonds schemeren.

< >