Gepubliceerd op 02-09-2018

Flauw

betekenis & definitie

FLAUW, bn. en bw. (-er, -st), niet zout of hartig genoeg, te weinig gezouten of gekruid: dit vleesch, deze aardappelen zijn flauw, (ook) een flauwe aardappel;

— boonen zijn een flauw eten, zonder veel smaak;
— niet geurig of sterk gekruid, zonder veel prikkeling van den smaak: een flauwe wijn; dit bier is flauw; een flauw drankje;
— flauwe thee, slap, afgetrokken;
— een flauwen smaak in den mond hebben, niet den gewonen smaak hebben, ten gevolge van eene ongesteldheid of van een gevoel van honger; flauw van den honger;
— (Z. A.) de paarden zijn flauw, moe, uitgeput;
— flauw zijn, worden, vallen, in zwijm, in onmacht liggen, vallen;
— niet krachtig, niet sterk: een flauwe tegenstand; een flauw koeltje; een flauw afdruksel, afschrift;
— flauwe kleuren, niet sterk uitkomend;
— de verven flauw aanleggen, heel dun, bleek; een flauwe inkt; (ook) een flauw geluid, eene flauwe stem, zwak;
— een flauw antwoord, zonder eenige uitdrukking of vuur;
— minder: zijne liefde wordt flauw, vgl. verflauwen;
— (handel) rogge flauw; de markt sloot flauw; de handel in tabak was flauw, er werd niet veel omgezet, de handel was niet levendig;
— een weg met eene flauwe bocht, met weinig kromming;
— eene flauwe glooiing, niet steil;
— onder een flauwen hoek, niet scherp;
— flauw in het verstek;
— een flauw licht, mat, zwak;
— geen flauw begrip hebben van, het volstrekt niet begrijpen, inzien;
— een flauw vermoeden van iets hebben, niet sterk, eenig;
— eene flauwe herinnering, niet duidelijk, vaag;
— een flauw bewijs, zeer gering;
— laf, niet flink of geestig: eene flauwe grap, aardigheid; een flauwe streek, zei; eene flauwe redeneering, praat, kost;
— dat is flauw, geesteloos;
— dat is flauw van hem, getuigt niet van zijn moed of geest;
— een flauwe jongen, kerel, niet moedig of geestig, niet flink;
— iem. flauw behandelen, niet ferm, kleingeestig;
— flauw antwoorden, koel, niet met vuur, onverschillig;
— eene zaak flauw aanvatten, niet flink;
— flauw onderscheiden, niet duidelijk;
— flauw gebogen, even, niet veel gebogen.