Schemeren
(schemerde, heeft geschemerd), 1. (onpers.) tussen licht en donker zijn, nog een weinig donker zijn of reeds duister worden: het schemert nog of al; 2. het schemert mij voor de ogen, ik kan (door schel licht, een verward tafereel, door aandoening of vermoeidheid) niet duidelijk zien; — dat sterke licht doet mijn ogen...