schemeren
schemeren - regelmatig werkwoord uitspraak: sche-me-ren 1. een beetje donker zijn ♢ we gaan naar binnen want het begint te schemeren 2. vaag te zien zijn ♢ er schemert iets wits tussen de bomen...
Muiswerk Educatief (2017)
schemeren - regelmatig werkwoord uitspraak: sche-me-ren 1. een beetje donker zijn ♢ we gaan naar binnen want het begint te schemeren 2. vaag te zien zijn ♢ er schemert iets wits tussen de bomen...
Van Dale Uitgevers (1950)
(schemerde, heeft geschemerd), 1. (onpers.) tussen licht en donker zijn, nog een weinig donker zijn of reeds duister worden: het schemert nog of al; 2. het schemert mij voor de ogen, ik kan (door schel licht, een verward tafereel, door aandoening of vermoeidheid) niet duidelijk zien; — dat sterke licht doet mijn ogen...
M. J. Koenen's (1937)
schemerde, h. geschemerd (1 zich als een flauw of half licht vertonen; 2 in een toestand tussen licht en donker verkeren; 3 in een flauw of half licht zichtbaar zijn; 4 in de schemer zittend, de tijd laten voorbijgaan; 5 zich onrustig en verward voordoen; 6 enigszins verblind zijn; 7 onpers. ww. tussen licht en donker zijn; 8 onpers. ww. in de war...
Jozef Verschueren (1930)
('sche:mərən) (schemerde, heeft geschemerd) schijnen] 1. zich als een half, flauw licht vertonen: de dag begon door de gordijnen te -, er schemert geen straal van hoop meer, alle hoop is verdwenen. 2. zich vaag, door voortekens vertonen: hij ziet die tijd reeds -. 3. tussen licht en donker zijn: het schemert; het gaat -; het begint te -. 4....
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(schemerde, heeft geschemerd), 1. tussen licht en donker zijn: het schemert al; 2. zich als een flauw of half licht vertonen: het daglicht schemert door de gordijnen; 3. in een flauw of half licht zichtbaar zijn, flauw waarneembaar zijn: door iets heen schemeren; meestal oneig.: zijn bedoeling schemert duidelijk genoeg door zijn stilzwijgen heen, i...
J.Pluim (1911)
frequent, van ’t Mnl. schemen = glanzen, dof glanzen; afl. van den Idg. wt. ski = schijnen (z. d. w.); verwant is schim. Vgl. nog ’t Mnl. „Als de sowne-sceem (= schijn) gaet door dat glas”. — „Een mensch is eene scheem (schijnsel, schaduw, schim) gelijck”. „Recht als een scheem ben ick vergaen.”...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: