Gepubliceerd op 29-11-2018

Schaapje

betekenis & definitie

Schaapje - o. (-s), klein schaap;

— zijne schaapjes scheren, van zijne inkomsten leven; (ook) op gemakkelijke wijze groote winst maken;
—zijne schaapjes op het droge hebben, onbezorgd kunnen leven;
— de wolf verslindt de getelde schaapjes ook, waakzaamheid wordt nog vaak bedrogen;
— fijngespikkelde vlinder (acrougeta leporina), waarvan de rups zich achter boomschors verpopt;
— schaapjes aan de lucht, een heldere hemel met kleine wolkjes.