Gepubliceerd op 29-11-2018

Roeping

betekenis & definitie

Roeping - v. (-en), het roepen ; datgene waartoe iem. zich door neiging en aanleg geroepen gevoelt: zijne roeping volgen;

— aan zijne roeping beantwoorden, met zeer veel lust door hem verricht worden ; (ook) die loopbaan kiezen, waartoe men den moesten lust heeft; (ook) een juist gebruik van iets maken ;
— geene roeping tot iets gevoelen, er weinig lust in vinden ;
— onderwijzer zijn uit roeping., er een innerlijken aandrang toe hebben ;
— het is mijne roeping niet, daartoe was ik door aanleg en neiging niet bestemd, (ook) het behoort niet tot mijne verplichtingen of bemoeiingen;
— hij voldoet aan zijne roeping, hij verricht goed wat men van hem verlangt;
— ergens eene roeping vervullen, eene grootsche taak op voortreffelijke wijze verrichten.

< >