Gepubliceerd op 29-11-2018

Regenen

betekenis & definitie

Regenen - (het regende, heeft geregend), in droppels nedervallen (inz. uit den hemel): het regent, dat het giet (alsof het water met emmers uit den hemel gegoten wordt), het regent oude wijven met klompen, het regent zeer hard;

— het regent vandaag maar eens, het houdt niet op met regenen;
— (Bijb.) God regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, doet het over hen regenen;
— (fig.) het regent, door de vrijmetselaars gezegd als er niet-leden aanwezig zijn;
— wat als regen neervalt: het regent asch, steenen, zwavel;
— in groote menigte neerkomen: het regent er slagen, kogels, ridderorden, lofspraken;
— het regent er geld, er komt geld in overvloed binnen;
— ’t druipt op de kleinen, als het op de grooten regent, de minderen deelen in meerdere of mindere mate in het lot van de aanzienlijken.