Gepubliceerd op 22-11-2018

Pater

betekenis & definitie

Pater - m. (-s), vader; (R.-K.) priester die tot eene geestelijke orde behoort;

— het is een pater goedleven, iem. die een gemakkelijk en overdadig leven leidt, die er welgedaan uitziet;
— dat is alleen voor pater en mater, en niet voor ’t geheele convent, dat is geen spek voor uw bek, dat is voor u te duur, te hoog, te geleerd enz.;
— een patertje-langs-den-kant, eene soort van rondedans;
— pater familias, huisvader;
— pater, peccavi, vader, ik heb gezondigd, benaming voor eene rouwmoedige schuldbekentenis;
— (nat. hist.) de pekzwarte watertor (hydrophilus piceus); zekere bonte vlinder, ook schoenlapper geheeten. PATERTJE, o. (-s).